3|) Grafboek 16v, 1/2: 'Heer Jan die Bastaert'; 13v, 8/9 en 14, 8/9: de ijzeren Kapel.
82
Het zijn dus vooral statusoverwegingen die bij het begraven in het koor een rol
speelden. Des te merkwaardiger is het dat dit in Gouda achterwege bleef. Men zou nog
kunnen veronderstellen dat priesters in de Sint janskerk stilzwijgend in het koor werden ter
aarde besteld, maar erg waarschijnlijk is dit niet. Verschillende welgestelde priesters worden
met name genoemd als eigenaar van een graf (elders in de kerk): heer Eervaert (51, 12/3),
heer Ghijsbrecht Swan (3v,8), heer Pieter Ghertssoen (23,1) en heer Pieter Wiliamssoen (26v,5).
Zelfs de zeer vermogende priester Gijsbrecht Willemsz Raet bezat een graf in het schip van
de Sint-janskerk (21,5; 53,6) voordat hij de Jeruzalemskapel tot zijn grafplaats bestemde. Aan
arme priesters bood Goudse caritas een laatste rustplaats buiten het koor. En wat de ridder
schap betreft, de ene grote riddermatige familie die de stad rijk was, de 'maechscap van der
Goude', bezat een complex graven in de middenkerk, weliswaar direct vóór het koor, maar
niet er in.
Met de situatie in Gouda vergelijkbaar is die in de Oude Kerk te Delft. Van deze kerk
zijn verschillende middeleeuwse grafboeken bewaard gebleven, wie het grafboek van 1367
of dat van 1420 bestudeert, bemerkt dat in beide gevallen het koor bij de opsomming van de
graven wordt overgeslagen. Een tussentijdse uitbreiding van de kerk bracht in deze situatie
geen verandering, evenals dat in Gouda het geval was. Er worden wel twee verschillende
tarieven berekend, voor aantrekkelijker en minder aantrekkelijke graven, maar de scheidslijn
tussen die twee valt niet samen met die tussen koor en schip.2’) Nog een overeenkomst met
de Goudse Sint-janskerk is, dat de meest prominente graven in het schip vlak vóór het koor
worden ingenomen door een vooraanstaande lokale riddermatige familie, de Van der Mades.
Bartholomeus van der Made was in de dertiende eeuw de stichter van de Delftse Oude Kerk.
Grafkapellen komen niet voor in het relaas over het begraven in de Sint Janskerk
gedurende de middeleeuwen. Weliswaar kan de Van Beverninghkapel worden beschouwd
als de voortzetting van de Ijzeren Kapel, die al in het begin van de vijftiende eeuw werd
gesticht door Jan de Bastaard van Blois.30) Maar afgezien daarvan, dat de Ijzeren Kapel in de
middeleeuwse periode op de grens tussen hoogkoor en zuidbeuk stond en dus op een
andere plaats dan de Van Beverninghkapel: het grafboek van 1443 maakt duidelijk dat de
Ijzeren Kapel niet fungeerde als begraafplaats van Jan de Bastaard. Hij bezat een graf onder
een niet nader genoemd altaar tegen de zuidmuur van de kerk.3’) De vroegste vermelding
van een grafkapel vinden we in 1525. Bij de burgemeesters zijn dan klachten binnengekomen
naar aanleiding van het testament van Gerrit Heije. Deze wilde 'op her kerkhof een kapel
laten bouwen tot zijn nagedachtenis. Hoewel het er niet bij staat, is het denkbaar dat de
protesten gericht waren tegen de nieuwigheid die hiermee in Gouda werd geïntroduceerd. De
vroedschap staat overigens de bouw van de kapel 'na syne proportie' toe, dat wil zeggen
slechts '12 voeten van die kerckmuer aff te gaen'. De kapel lag dus aan de buitenzijde tegen
de kerk maar was via een toegang in de kerk bereikbaar.32) Het staat niet vast dat deze
kapel er ook werkelijk gekomen is.
D.P. Oosterbaan, De Oude Kerk te Delft gedurende de middeleeuwen (Den Haag 1973) 50, veronderstelt dat er wel in net
koor werd begraven, maar voert daarvoor geen bewijs aan.
30> C.J. Matthijs, 'De grafkapellen', in: T. Sterenborg, De restauratie van de Sint-lanskerk te Gouda 1964-1980 (Gouda 1980)
18-25; Van Dolder-de wit, De Stlanskerk. 56.
32> vgl. Van Dolder- de wit, De St. lanskerk. 56. Het bericht komt uit het tweede vroedschapsboek, oa 43 f. 57v; extract: km
69 f. 89v.