HOE ZAGEN DE GRAVEN ERUIT? 37> Afgedeeld in Van Dolder, Hier levt begraven. 38> Van Dolder, Hier levt begraven. 27,8,3 en 28,4,10. 83 35> w. Veerman, 'Het graf van Johan Dirk Hoensz van Souburch uit 1568’, Holland 6 (1974) 227-235. C.J. Matthijs en N. Plomp, 'Nieuwe gegevens over de koperen grafplaten te Gouda', Holland 8 (1976) 189-203. 36> 0. ter Kuile, Koper en brons (Den Haag 1986) nr. 40; Veerman, 'Het graf van Johan Dirk Hoensz', 228; 'Gysbrecht Willemsz Raet, priester te Gouda ?- 1511', ongepubliceerd werkstuk doet werkcollege vu 1991 door Marion Kuipers-Verbuijs. De graven in de Sint-janskerk waren met 'stenen' - wij zouden zeggen: tegels - bedekt. Elk graf mat drie stenen breed en acht stenen lang (1). In het grafboek wordt gesproken van het 'over iegghen vanden steenen' op kosten van de kerk (84). Vermoedelijk heeft slechts een minderheid van de eigenaars zich de luxe van een echte zerk kunnen permitteren. Niet meer dan één vijftiende-eeuwse grafsteen is er in de Sint-janskerk bewaard gebleven.33) Deze steen, geplaatst op het graf van Jvr Katheline Adriaen die Bastaert van Beymerwaie wijf (1498), is van een uitvoerige inscriptie voorzien en bevat op de hoeken bovendien medaillons met de symbolen van de vier Evangelisten.34) Een dergelijke rijke bewerking van een grafsteen zal in de vijftiende eeuw wel tot de zeldzaam heden hebben behoord. Nog uitzonderlijker was het wanneer een graf werd voorzien van koperen reliëfplaten. Voor Gouda zijn daarvan twee zestiende-eeuwse voorbeelden bekend: de koperen platen op het graf van johan Dirk Hoensz van Souburch, die in de Sint Janskerk te bezichtigen zijn,35) en die op het graf van Gijsbert Willemsz Raet in de Jeruzalemskapel, die zich nu in het Rijksmuseum in Amsterdam bevinden.36) Voor de manier waarop graven gewoonlijk werden aangeduid biedt het grafboek enkele aanwijzingen. Eigenaars mochten een merk op hun graf zetten (21,12; 84v: 'ende daer se/su een teyken op settenY Het gebruik van verschillende steensoorten zal de herkenbaar heid van de zerken hebben verhoogd; van één graf althans wordt vermeld dat er een witte zerk op ligt (84). Vlekkeloos was de registratie zeker niet. In de kladaantekeningen worden graven soms aangeduid door onhandig af te teilen van een (blijkbaar beter herkenbaar) naburig graf. Een enkele keer moet de grafbeheerder een eigenaar op zijn woord geloven om de eigendom te kunnen vaststellen: 'dyt graf hoert toe Dyerch Ghovartzals hij seyt'en 2). Éénmaal moet er zelfs het getuigenis van de oud-deken aan te pas komen (11,4). Wat de genoemde merken betreft: vermoedelijk ging het hierbij om zogenaamde huis- of koopmansmerken. Op ruim honderd in de Sint Janskerk bewaarde zestiende- en zeventiende-eeuwse grafstenen staan dergelijke merken gebeiteld: meetkundige lijnfiguren zonder herkenbare verwijzing naar voorwerpen of verschijnselen uit de natuur.37) Minder vaak voorkomende merken zijn het monogram met de initialen van de persoon in kwestie38) en het gestileerde voorwerp dat naar een beroep verwijst, bijvoorbeeld een miskelk voor een 33> Onder de door P.C. Bloys van Treslong voor de eerste maal en na de restauratie door H.A. van Dolder-de Wit opnieuw geïnventariseerde grafzerken bevindt zich slechts het in de tekst genoemde exemplaar uit de vijftiende eeuw, zie Bloys van Treslong Prins, Genealogische en heraldische gedenkwaardigheden, nr. tl. vgl. ook de indices in H.A. van Dolder-de wit, Hier levt begraven. Inventaris van de grafzerken in de st-lanskerk te Gouda (Gouda 1984). 34> Over deze steen zie nog J. Belonje, Steenen charters (oude grafstenen) (Amsterdam 1943) 27: de steen is ook als altaartafel in gebruik geweest Voor de vier evangelisten zie P.C.J. van Dael, 'Zerken, epitafen en praalgraven in Amsterdamse kerken', in: De dood verbloemen? Begraven en cremeren in Amsterdam: gedenktekens spreken (Amsterdam 1982) 17-47, hieruit 26.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1995 | | pagina 25