DE EIGENAARS
5°l OA 1129, f. 6V-7.
86
4i!: Omdat tussentijdse wijzigingen in het grafboek nooit zijn gedateerd is het daar veel moeilijker schepenen e.d. te
herkennen.
Bij de aanleg van het grafboek in 1443 bedroeg het aantal graven plm. 775, waarvan
verreweg het grootste deel (ruim 700) in eigendom was uitgegeven. Na de uitbreiding, dus
tegen 1489, was het aantal gestegen tot plm. 1360. Hoe groot de kerk ook was, lang niet alle
Gouwenaars konden zich het bezit van een graf in de Sint Janskerk veroorloven. Het aantal
bekende grafeigenaars in 1443 bedroeg plusminus 500: hoe laag men het aantal inwoners
van Gouda in deze tijd ook stelt, zij vertegenwoordigden minder dan de helft van het totale
aantal gezinnen in de stad. Wie geen eigen graf had, kon zich altijd nog in een kerkgraf in de
Sint janskerk laten begraven. Voor diegenen voor wie het tarief daarvan te hoog was bleef
alleen het kerkhof over.
we mogen dus verwachten in ieder geval de Goudse élite als grafeigenaar vermeld te
zien. In welke mate dit ook werkelijk het geval is toont TABEL 1 op de pagina hiernaast. In
deze tabel wordt opgegeven hoeveel bij name bekende schepenen, burgemeesters,
tresoriers, vroedschapsleden en kerkmeesters uit die periode in het grafboek bij de eerste
aanleg daarvan ('hand Aj voorkomen.48) Omdat identificatie soms moeilijkheden oplevert, is
uitgegaan van degenen van wie de identiteit in redelijke mate vast staat. De cijfers tussen 0
geven de resultaten die ontstaan wanneer men ook minder zekere identificaties meetelt. De
periode zelf is op verschillende manieren afgebakend. We weten niet op welk moment van
zijn leven iemand een graf kocht: als jongeman of op latere leeftijd. Voor de bestuurlijke top
betekent dit, dat het moment van aankoop vóór, tijdens of na de politieke carrière kon
liggen. De cijfers geven aan dat het inderdaad iets uitmaakt of men de periode ruimer of
nauwer neemt - met als peildatum het begin van 1443 - en of men naar de jaren vóór of na
die peildatum kijkt.
Sommige soorten ambtsdragers scoren hoog. Uitschieters zijn de kerkmeesters van de
jaren 1433-1452 (voorzover we hun namen kennen). Driekwart van hen bezit een graf in de
Sint Janskerk: dat zij een bijzondere band hebben met de kerk waarover ze het beheer
voeren verbaast niet. Ook de meeste leden van de vroedschap van 1444 figureren als
grafeigenaar. Niettemin zijn er in elke categorie magistraatsleden nog tamelijk veel personen
die niet als eigenaar in het grafboek staan vermeld. We kunnen naar de reden daarvoor
slechts gissen. Sommigen zuilen aan een begraafplaats in één van de kloosters of andere
religieuze instellingen in Gouda de voorkeur hebben gegeven. Ettelijke Goudse notabelen
lagen begraven in het klooster Stein.49)
Behalve naar de politieke top kunnen we ook naar de economische élite op zoek
gaan. Bronnen daarvoor vloeien in de jaren rond 1443 niet rijkelijk. In 1445 leende een
honderdtal Gouwenaars - naar we mogen aannemen de meest welgestelde - elk een bedrag
van vier Rijnsgulden aan het stadsbestuur. Hun namen worden opgesomd in de stads
rekening van dat jaar.5°) Legt men deze lijst naast het grafboek, dan keren daarin 55 van de
101 leners (54,5 procent) terug. Bij maximale identificatie zelfs 62 van de 101 (61,4 procent).
Deze percentages wijzen opnieuw uit dat we de élites terecht onder de grafeigenaars
zoeken, maar laten ook weer zien dat een aanzienlijk deel van de in aanmerking komende
Gouwenaars geen graf in de kerk bezat.
45> Necrologium van Stein, 12 maart: Hermannus Mauricii en zijn vrouw Ermgardis (zij bezat overigens ook een graf in de St
janskerk, zie grafboek f. 21V, 12); 25 april: Gertrudis Jobannis-, 17 mei: Volkwigis Johannis.