PROVOCATIE VAN HET BIJBELOCTROOI
63
1 'P.G. Hoföjzer, 'Nederlandse boekverkopersprivileges in de achttiende eeuw. Kanttekenigen Dij een inventarisatie', in:
Documentatieblad werkgroep achttiende eeuw22 [1990] 2:159-181.
zie ook HA Enno van Gelder, Getemperde vrijheid. Een verhandeling over de verhouding van Kerk en Staat in de Republiek der
Verenigde Nederlanden en de vrijheid van meningsuiting in zake godsdienst, drukpers en onderwijs, gedurende de 17e eeuw,
Groningen, 1972.
HET OCTROOI VAN DE NIEUWE BIJBELUITGAVE
De vertalers van de nieuwe statenbijbel, bij wie het octrooi op deze uitgave berustte,
verkochten echter hun rechten aan de stad Leiden, vermoedelijk omdat zij niet goed wisten
hoe de uitgave te realiseren. Het bestuur van deze stad had tevoren reeds de overdracht van
het privilege geregeld met de weduwe van Hillebrant van Wouw, boekverkoopster te Den
Haag. Zij diende echter uitdrukkelijk ervoor zorg te dragen dat deze bijbeluitgave in Leiden
zou worden gedrukt. Helaas was er in die tijd in Leiden geen boekdrukker voor handen die
deze uitgave tot een goed einde zou kunnen brengen. Daarom verhuisde de grote
bijbeldrukker Paulus Aertsz van Ravesteyn van zijn woonplaats Amsterdam naar Leiden. Hij
zou daar voor de weduwe van Wouw deze Statenbijbel drukken.
Strikt orthodox religieuze en kerkelijke geschriften, die op gezag van de nederduits
gereformeerde kerk werden uitgegeven, mochten slechts met approbatie, toestemming, van
de calvinistische kerk uitgegeven worden. Overigens betekende de afgifte van een octrooi
door een wereldlijke instantie meestal niet dat een bepaalde uitgave expliciet gewaardeerd
of goedgekeurd werd door die instantie. Het is evenwel niet uitgesloten dat sommige
drukkers of boekverkopers de verlening van een privilege beschouwden als een soort
reclamemiddel. Niet alleen de octrooien werden gezien als beschermingsrecht van een
uitgave. Ook de advertenties in de diverse kranten dienden tot een, weliswaar officieuze,
vastlegging van het bezitsrecht van een uitgave11.
Zeer voorzichtige boekdrukkers of -verkopers, beducht voor roof- en nadrukken,
vroegen zowel bij de staten van Holland, als ook bij de Staten-Generaal hun octrooien aan.
Een aantal keren werden deze beperkende, monopolistische maatregelen door de concur
renten niet geaccepteerd en werd door hen tegen het octrooi geageerd. Zo werd in enkele
gevallen het privilege ostentatief genegeerd.
In september 1637 kwamen de eerste exemplaren van de persen, waarmee de privileges van
de Staten-Generaal uit de jaren 1632 en 1634 in werking traden. In Amsterdam leefden en
werkten toentertijd veel bijbeldrukkers, die na de eerste verschijning van de nieuwe
Statenvertaling zich eerst werkelijk realiseerden dat door een dergelijk privilege hun het
brood uit de mond gestoten zou worden. De hoofdstedelijke bijbeldrukkers voelden zich
derhalve hogelijk gepasseerd door het tweemanschap Van Wouw-Ravesteyn en hun
bevoordeling door de Staten-Generaal. De Amsterdamse drukkers wilden deze kwestie niet
zonder slag of stoot voorbij laten gaan. Het stadsbestuur van Amsterdam stelde zich solidair
op met zijn drukkers. Onder diens leiding stelde de hele provincie Holland zich te weer tegen
het bijbelprivilege. Derhalve hield het gewest Holland zich verre van het optreden tegen
nadrukken van de Statenvertaling, dat daarna door verschillende boekdrukkers gedaan werd.