“SAHM, OA WO, fb 29
27SAHM, 04 110, fo. 88
28SAHM, 04 100,10. 3, 4 Jan. 1649.
67
25in 1645; exemplaar aanwezig in de UB Amsterdam. Le Long o.c: 812, noemt een uitgave van Johannes Rammesijn uit 1643,
eveneens in octavoformaat Het is mij niet duidelijk of het hier gaat om dezelfde uitgave -en wellicht dat Le Long een verkeerd jaartal
geeft- en of het gaat om een roofdruk op het privilege van Van Wouw. Vermoedelijk is het een roofdruk, omdat de uitgave ook door
Le Long genoemd wordt
Johan Rammesijn had al een paar jaar eerder het Nieuwe Testament in een klein
formaat, namelijk in octavo, gedrukt25. Ongetwijfeld hebben vader en zoon gemeend een
graantje te kunnen meepikken in de strijd, die rondom het bijbeloctrooi van Van Wouw en
Ravesteyn was opgelaaid, en ondervonden zij hierbij nadrukkelijke steun van hun stads
bestuur. De Goudse magistraat wenste zich vermoedelijk op zijn beurt eveneens ostentatief
te manifesteren als machtsfactor. Het zou interessant geweest zijn, indien het standpunt van
het Goudse glazenmakersgilde, waar de Hbraires deel van uitmaakten, in deze kwestie
bekend was geweest. Helaas is in het Goudse archief het gildearchief bijna geheel afwezig.
Maar verondersteld mag worden dat het gilde zich naast en achter de Rammesijns en de
Goudse magistraat tegen een dergelijk monopolie, zoals aan Van Wouw en Ravesteyn was
verleend, heeft geschaard, in de jaren dat deze bijbel het licht zag, waren de Rammesijns de
enige drukkers van formaat, die een dergelijke onderneming konden wagen. In die tijd was
een andere drukker in Gouda, Willem van der Hoeve, een tiental jaren met zijn carrière bezig,
maar vermoedelijk durfde deze, gezien zijn niet al te rooskleurige financiële positie, een
dergelijk waagstuk als een grote foliobijbel niet aan. Bovendien blijkt zijn productiviteit
voornamelijk na 1650 te liggen.
Het Goudse Kamerboek uit 1647 vermeldt op 6 april26 de toestemming van de
magistraat aan Johan Rammesijn, die verzocht had deze nieuwe Statenbijbel in folio te
mogen drukken. Datzelfde Kamerboek vermeldt ruim 1,5 jaar later op 28 december 1648,27
dat Pieter een bedrag - wélk is niet ingevuld - krijgt voor zijn dedicatie in deze bijbel aan de
Goudse magistraat. Een week later tekende de klerk in de notulen van het Kamerboek op dat
Pieter Rammesijn, in de hoedanigheid van boekverkoper - behalve dat hij boeken drukte,
verkocht hij ze dus ook - 200 gld. kreeg voor de dedicatie en de leverantie van vijf van deze
bijbels28. Deze bijbeluitgave bestaat uit drie delen met een eigen titelblad en een eigen
paginering. Helemaal vooraf gaat een gegraveerde titelpagina, die geëtst is door Josua
Offermans. Het impressum van de eerst titelpagina, het Oude Testament, vermeldt de naam
van Pieter Rammesijn, de plaats van uitgave Gouda, het 'consent' van de Goudse magistraat,
de compagnie, de zakelijke verbintenis, met Esdras Snellaert, maar geen jaar van uitgifte. De
impressa van de andere twee titelbladen, het Nieuwe Testament en de Apocriefe Boeken,
vermelden de naam van johan Rammesijn, Gouda en het jaar 1647. De verkorte titel luidt:
BibHa, dat is de gantsche H. Schriftuere, vervattende alle de canonijcke boecken des Ouden
en des Nieuwen Testaments.....
Een afbeelding van dit titelblad treft u op pagina 68 aan.