3.R. Fruin, "Het ontzet van de stad Leiden" in: Verspreide geschriften, deel 2. 5.0AS. inv. nr. 3340, rekening 1576/77, fol. 23. 33 Het bestuur van het ambacht Zevenhuizen werd in die tijd uitgeoefend door de schout, twee ambachtsbewaarders en de gezworenen. De schout was Jan Claesz van Alphen en één der am bachtsbewaarders was Jacob Matthijsz van der Spruyt Vooral deze laatste was een sterke per soonlijkheid, die de touwtjes stevig in handen nam, om de ambachtszaken zo goed mogelijk te laten verlopen. De grote moeilijkheden waar de bestuurders voor geplaatst werden was de onmo gelijkheid de jaarlijkse belastingen te innen, terwijl de uitgaven doorgingen. In hun jaarrekeningen verhalen zij van de onmogelijkheid5.- "vant morgengeld voorleden jaer te collecteeren, daervan die gemeente in steeden ende piaetsen gevlucht sijn geweest ende niet en hebben connen becomen daer sij groote moeyten van hebben gehadt". De schout en Jacob van der Spruyt alsmede nog enkele inwoners gingen naar Rotterdam om de moeilijkheden met de Dijkgraaf en de Hoogheem raden van Schieland te bespreken. Dit had weinig resultaat zij moesten maar zien dat zij hun geld binnenkregen. 4.Rotterdam, Oud Archief Hoogheemraadschap Schieland (OAS.), inv. nr. 3440, Rekeningen van de ambachtsbewaarders van Zeven huizen, 1537-1598. Rekening 1576/77, fol. 16. De rekeningen van de ambachtsbewaarders van Zevenhuizen uit die tijd zijn bewaard geble ven. Hierin vinden we vele betalingen aan personen die zich voor het ambacht Zevenhuizen ver dienstelijk hebben gemaakt Dank zij deze vergoedingen worden we enigszins geïnformeerd over de gevolgen van de oorlog voor Zevenhuizen. Zo blijkt de schout met één der ambachtsbewaarders en de secretaris naar Rotterdam te zijn gegaan4.- "doen die verlaeten open gesedt waeren omme die weederomme toe te crijgen". Uiteraard had hun missie geen succes, de sluizen bleven open. Aanvankelijk had deze inundatie weinig resultaat doch toen in oktober door een gunstige wind het water opgestuwd werd, konden de geuzen met hun platboomde vaartuigen Leiden be reiken en ontzetten. De bewoners van Zevenhuizen die woonachtig waren aan de Rotte hebben hen voorbij zien varen. Hierdoor weten wij dus dat in 1573 soldaten te Zevenhuizen zijn geweest en zich vermaakt hebben met het uitschudden van de vogelnesten en vernielen van het bos. Of dezen daar waren gelegerd, of alleen op doortocht, weten wij niet Bovenstaande aantekening uit 1573, is de enige waarin de soldaten genoemd worden. Mogelijk zijn dit stropende benden geweest De inbeslagname van de goederen van de familie Van der Duyn heeft niet lang geduurd, reeds in 1575 blijken zij zelfweet hierover te beschikken. inmiddels begonnen er donkere tijden voor Zevenhuizen aan te breken. Een jaar later - dus in 1574 - begon de Spaanse bevelhebber Valdez met het beleg van Leiden. Op 30 juli 1574 werd de belangrijke resolutie aangenomen dat3: "men de landen van Rijnland, Del fland en Schieland en alle aanpalende landen door het openen der sluizen en het doorgraven van alle dijken en kaden zou doen inunderenDe schade en de onkosten zouden later door het ge- meene land, en de steden van Holland vergoed worden. Op 3 augustus reisde de Prins van oranje in eigen persoon naar Capelle aan den Ijssel om aanwezig te zijn bij het doorsteken van de Hooge of zogenaamde Zeedijk langs de Maas en de Hollandse Ijssel. Naarmate het raadzaam bleek te zijn, werden in diezelfde dijk nieuwe openingen gedolven, totdat de Ijssel tenslotte tussen Gouda en het veer van Ijsselmonde, door zestien gapende dijkbreuken op het land stroomde.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1996 | | pagina 11