/.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1576/77, fol. 3.
8.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1577/78.
9.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1575/76, fol. 18v.
lO.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1576/77, fol. 18v.
1 (.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1576/77, fol. 3.
l2.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1575/7, fol.4v.
13.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1576/77, fol. 3, 5v, 7v, 23v.
14.Rotterdam, OAS. inv. nr. 3440, rekening 1576/77, fol.3v,23v.
35
Hier blijft het echter niet bij: het hoogheemraadschap schieland werd verplicht 52 pioniers te
leveren. Hiervan kwamen er acht voor rekening van Zevenhuizen. Pioniers waren geen soldaten,
maar arbeiders die ten behoeve van het leger handenwerk - in het byzonder graafwerk - moesten
verrichten. In de middeleeuwen en nog lang daarna werd zodanige arbeid door militairen inferieur
geacht Zij legden de aanvalswerken bij belegeringen aan, etc.
Schout en ambachtsbewaarders kregen het hier maar druk mee. Er zijn verschillende bijeen
komsten met schieland, en ook met de andere schouten van de ambachten van Schieland'3. Het
helpt allemaal niets, de pioniers moeten geleverd worden. Deze pioniers werden gestuurd naar de
schans van Bommenede in Zeeland14. Hier waren verschansingen waar in 1575 twintig dagen ach
tereen een aanval van de Spanjaarden manmoedig werd afgeslagen.
Er kwamen geruchten dat de Spanjaarden in aantocht waren. Jacob Matthijsz van der Spruyt
werd er op uit gezonden7.- "omme tidinghe voor Sevenhuysen tegecrijgen, alzoe de viantsijn oock
wende wo/de rotSevenhuysen". Het gerucht blijkt maar al te waar te zijn, de Spanjaarden kwa
men inderdaad naar Zevenhuizen. Vermoedelijk zijn zij er niet lang gebleven, over het verblijf van
de Spanjaarden in Zevenhuizen heb ik twee notities8 gevonden. Zo wordt Willem Claesz. betaald
voor geleverd rijshout dat "....naer t vertreck van de viant die alhier eens gelegen heeft, van hem
gehaelt ende noeytin reeckeningegebrochtis". Voor de schout en de ambachtsbewaarders is het
vertrek een reden om het er eens goed van te nemen. De schout brengt in de jaarrekening van
1575-1576 een post in van 9 gld. die hij betaald heeft aan Arien Janszoen in de herberg "De Boot"
wegens7- "het bier dat verteert es doen die Spaeniaerden uytSeevenhuysen vertrocken waeren".
Een arbeider verdiende in dat jaar 6 stuivers per dag, hierdoor krijgen wij een indruk van wat
deze vertering voorstelde. Zo'n daggeld van elk 6 stuivers krijgen ook twee inwoners van Zeven
huizen waaronder Cornelis Ariensz Verzijden10:
"....uyt saecke hij in die weegen in de Nieuwerkerckse kerckiaen gaeten helpen steecken heeft
voor bevridinge van de viant". Na het vertrek van de Spanjaarden zijn de moeilijkheden nog niet
achter de rug. De oorlog vraagt offers, ook van het ambacht Zevenhuizen. Op 20 oktober vertrok
jacob Matthijsz. van der Spruyt naar Gouda om namens het ambacht Zevenhuizen 18 Carolus gul
dens te betalen aan het vendel van Jonkheer Aelbrecht van Egmond11. Op 19 en 20 december 1775
waren de schout en Leendert Pietersz, de secretaris, in Gouda waar zij met de andere schouten van
Schieland bijeen geroepen waren12.- "omme t geit te fourneeren van de vaende/knechten, die de
Heere van Swietten aengenoemen hadde