20.OA 266, ingebonden bij brief 12 april, maar gedateerd juni. 62 Hoedenmakerijen. Aantal: 2, met 5 werknemers. Loon: 2 a 3 francs per week. Deze fabrieken werken het hele jaar door, indien er debiet is en indien de grondstoffen verkrijgbaar zijn. Vergelijkt men de gebruikte hoeveelheden wol in 1811 en 1812, dan ziet men in het laatste jaar een grote achteruitgang, veroorzaakt door het ontbreken van opdrachten voor het leger, die voorheen dit soort bedrijven winstgevend maakten. Zij bevinden zich thans in een vervallen staat. De ene hoedenfabriek is van weinig belang, maar de andere, waarvan de eigenaar genaamd is: Balthus Tau, is in staat grote opdrachten uit te voeren, omdat die beschikt over een voor deze nijverheid zeer geschikte werkplaats20, (zie ill. pag. 63) Statistieke tabel der fabrieken en trafieken in de gemeente van Gouda op de 1e augustus 1816 In de laatste maanden van 1813 kwam er een einde aan de Franse overheersing en nam Willem l het bewind op zich. Omdat de economische omstandigheden met de politieke veranderden, liet de regering in 1816 informatie verzamelen voor een nieuwe statistieke tabel van fabrieken en Pottenbakkerijen (gewone en geglazuurde). Aantal: 12, met 73 werknemers. Het loon varieert van 2 francs tot 60 centimes per dag. Om te begrijpen in welk een vervallen toestand de pottenbakkerijen zich bevinden, hoeft men slechts te bedenken, dat de pottenbakkers hun ovens in 1811 twee keer per week lieten branden, en in 1812 slechts drie keer per twee weken, waardoor het werk en de productie met zijn ge daald. Het werk stond normaal gesproken stil van 25 december tot 25 januari, maar dat is nu ver lengd tot 25 februari, in de verwachting dat de vraag zo gering zal zijn, dat zo'n lange stilstand ver antwoord is.(...) Deze fabrieken bestaan al sinds eeuwen in deze stad en vormen met de pijpenfa- brieken één van de belangrijkste middelen van bestaan. Hun huidige verval wordt met name ver oorzaakt door het kwijnen der pijpenfabrieken, met welke zij nauw verbonden zijn. In hun ovens worden de pijpen gebakken; bovendien maken de pottenbakkers de vormen of vazen waar de pijpen in gezet worden om te worden gebakken, en waarnaar de vraag het afgelopen jaar nog niet de helft van de vroegere afzet te boven ging. Fabrikanten: Quirin Gibbon; Willem Bokhoven-, Jacob van Bentum; Willem van Bentum; Jan de Pier. De export is in 1812 verminderd tot de helft van die van 1811. De fabrieken staan gedurende 10 weken in het jaar stil: 6 weken in de winter als de strenge kou het werken verhindert, de overige 4 weken verdeeld over het jaar. Vergeleken met 1811 is de bruto waarde van de productie in 1812 met 1/4 gedaald, net als bij de pottenbakkerijen, want in plaats van de pijpen 4 keer in iedere twee weken te bakken, wordt er nu maar 3 keer per twee weken gebakken. De afeet is zó onbeduidend, dat de magazijnen van de belangrijkste fabrikanten opgepropt zijn met goederen. De vestiging van het bureau van belasting op de Rijnvaart in deze stad, waardoor zeer zware belastin gen worden opgelegd aan passerende schepen, verhindert vele schippers, die anders voor eigen rekening grote hoeveelheden pijpen innamen, deze route te varen - zij nemen liever een omweg dan hier te geraken. Fabrikanten: Pieter van der Want Gz; Cornelis Prinsen-, Pieter Stomman-, Pieter de Jong; Hendrik Her- bus; Adrianus van der Want.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1996 | | pagina 20