29SA 560, Missiveboek 1816-1817,8 november 1816.
78
De burgemeesters schreven aldus (aan Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland): "Ten einde met de
meeste nauwkeurigheid en op de volledigste wijze u bekend te maken met de staat der fabrie
ken binnen deze stad, hebben wij het niet ondienstige geacht, de bij uw missive van dato 13 sep
tember gevoegde tabel te stellen in handen van de alhier gevestige Kamer van Fabrieken en
Trafieken, met uitnodiging om ons dezelve behoorlijk ingevuld en de vragen daarbij vervat volledig
beantwoord, zo spoedig mogelijk te doen toekomen; thans door de inzending van het hiernevens-
gaande tabel door gemelde Kamer ons in staat bevindende aan de resolutie van u te voldoen,
hebben wij de eer u bij deze hetzelve over te leggen, ons grotendeels daartoe refererende, niet
temin is het ons voorgekomen, dat zo omtrent de staat der fabrieken zelve, als middelen van re
dres, het ingezonden stuk aan enige defecten laboreert, en welke dan ook enige bedenkingen
opleveren, en de volgende punten betreffen, waaromtrent wij dienvolgens de eer hebben u
onze consideratiën mede te delen:
Bierbrouwerij.
Dat men geenszins als het gevoelen van burgemeesters kan aannemen, dat het besluit van 16
september 1816 de hoofdoorzaak zou zijn der verhinderingen en der kwijnende staat welke deze
fabriek ondervindt. Voorts dat, ofschoon men het niet onvoegzaam acht aan de alhier gevestigde
bierbrouwerij bij goede waar de leverantie van deze stad wordt gegund, gelijk daartoe de vereiste
maatregelen genomen zijn, men evenwel moet observeren, dat de leveratie welke jaarlijks zeer
gering is, aan de meerdere of mindere bloei niets zal toebrengen.
Zilversmederijen.
In plaats dat deze in een kwijnende staat verkeren zouden, kan men met alle grond zeggen, dat de
zilversmederijen over het algemeen zeer bloeiend zijn.
Dat de stadsbestuurders over sommige kwesties andere ideeën hadden, blijkt uit een schrijven van
de Goudse burgemeesters (dat waren toen Lodewijk van Toulon, Francois van Harencarspel Decker
van Beverwijk en Jan Pieter Kemper) met enige bedenkingen tegen de tabel van de KvK&F29.
Overigens bestond ook het stadsbestuur voor een deel uit ondernemers. Zo was Franqois van Ha
rencarspel Decker van Beverwijk, een der burgemeesters in deze tijd (tot zijn dood in 1817) tevens
brouwer en mouter, en werd Adrianus van Bergen, eigenaar van de katoendrukkerij, burgemeester
in 1817. Van Bergen was tevens lid van de KvK&F, van af haar oprichting in 1816 tot de opheffing
van zijn katoendrukkerij in 1818.
Een andere burgemeester, Pieter Frederik van Kuffeler van Hogeveen, was (mede)eigenaar van
brouwerij "het Dubbele Anker" op de Westhaven, maar ook pottenbakker (firma van van Kuffeler
en Compagnie).
Blekerijen.
Dat de blekerijen weliswaar in getal zijn verminderd, maar geenszins in een kwijnende staat verke
ren, hoewel misschien door de vermeerdering der impost minder winst opleveren dan voorheen.
Grutterijen.
De kwijnende staat kan naar oordeel van Burgemeesters niet toegeschreven worden aan de ver
meerdering van het patent, maar is grotendeels te vinden in de hoge prijzen der producten.