84
1. Metselarijen.
2. -
3. 10.
4. -
5.10 bazen, 40 knechts.
6. Plaatselijk.
7. Kwijnend.
1. Otgelmakerijen.
2. -
3. 1.
4. -
5.1 baas, 4 knechts, 2 jongens.
6. Binnenlands.
7. Matig.
8. -
9. -
10. -
8. -
9. -
W.Herstel der gilden.
1. Leerlooierijen.
2. -
3. 2.
4. -
5. 2 bazen, 3 knechts.
6. Binnen- en buitenlands.
7. Zeer kwijnend.
8. -
9. De uitvoer van ruwe huiden en schors.
W.Herstel der gilden, en verbod of zware be
lasting op de uitvoer van de natte of ge-
zoute huiden en een dito op de schors, als
mede een dito op de invoer van het leer.
1. Loodwitmakerijen.
2. -
3. 1.
4. Paarden.
5.1 baas, 5 knechts, 1 jongen.
6. Binnen- en buitenlands.
7. Matig.
8. -
9. De hoge belasting van invoer in Frankrijk,
gelijk staande met geheel verbod.
W.Remissie van impost op de azijn; een
premie op de beste en grootste
verzending naar buitenlands evenals
In Engeland.
1. Mandenmakerijen.
2. -
3. 10.
4. -
5.10 bazen, 12 knechts, 10 jongens.
6. Plaatselijk.
7. Kwijnend.
8. -
9. Voornamelijk door de kwijnende toestand
der pijpenfabrieken (manden waren een be
langrijk verpakkingsmiddel voor pijpen- BW).
10. -
1. Pakkistenmakerijen.
2. Behoren onder de timmerwinkels.
3. 2.
4. -
5. 2 bazen, 2 knechts.
6. Binnen- en buitenlands.
7. Kwijnend.
8. -
9. Algemeen verval der handel in de vlas-,
garen- en pijpenfabrieken.
10. -
1. Perkamentmakerijen.
2. En zeemfabriek.
3. 1.
4. -
5.1 baas, 3 knechts, 2 jongens.
6. Binnen- en buitenlands.
7. Matig.
8. -
9. -
10. -
1. Mouterijen.
2. -
3. 1.
4. -
5.1 baas, 2 knechts.
6. Plaatselijk en binnenlands.
7. Matig.
8. -
9. -
10. -