4.10 bazen, 16 knechts, 1 o jongens.
5. Zonder.
2. -
3.10.
4.10 bazen, 40 knechts, 10 jongens.
92
4. 4 bazen, 6 knechts, 2 jongens.
5. -
6. Plaatselijk.
7. Matig.
8. -
9. Algemene vermindering der welvaart.
10. -
1. Leerlooierijen.
2. -
3. 1.
4.1 baas, 2 knechts.
5. -
6. Plaatselijk en binnenlands.
7. Kwijnend.
8. -
9. De invoer van ongelooide huiden en schors
(bedoeld wordt de "uitvoer"-BW).
10. Herstel der gildewetten en verbod of zware
belasting op de uitvoer van natte of onge
zouten huiden en schors en een dito op de
invoer van leder.
1. Loodwitmakerijen.
2. -
3. 1.
4. 2 bazen, 5 knechts, 1 jongen.
5. Paarden.
6. Plaatselijk, binnen- en buitenlands.
7. Matig.
8. -
9. De te hoge belasting op de invoer in andere
landen.
10. Remissie van impost op de azijn. Een premie
voor die fabrieken welke de beste en groot
ste verzendingen naar buitenlands doen,
evenals zulks in Engeland plaats heeft.
1. Mandenmakerijen.
2. -
3. 10.
6. Plaatselijk.
7. Kwijnend.
8. -
9. Voornamelijk de kwijnende toestand der
pijpenfabrieken.
10. -
1. Metselarijen.
5. -
6. Plaatselijk.
7. Kwijnend.
8. -
9. -
10. Herstel der gildewetten.
1. Mouterijen.
2. Behoort bij de brouwerij.
3.1.
4. -
5. -
6. Plaatselijk en binnenlands.
7. Bloeiend.
8. Omdat er maar een bestaat.
9. -
10. -
1. Perkamentmakerijen.
2. En zeemfabriek.
3.1.
4.1 baas, 3 knechts, 2 jongens.
1. Orgelmakerijen.
2. -
4. 3 bazen, 6 knechts, 3 jongens.
5. -
6. Binnenlands.
7. Matig.
8. -
9. -
10. -
1. Pakkistenmakerijen.
2. Tevens timmermanswinkels.
3. 2.
4. 2 bazen, 4 knechts.
5. -
6. Plaatselijk.
7. Kwijnend.
8. -
9. Algemeen verval der buitenlandse handel
in de pijpen-, vlas- en garenfabrieken.
10. -