15 Eén van Pieters zusters, Marritje, was getrouwd met Adriaen Dirksz de Vrie, zoon van een Gouds schepen, die zelf enkele malen het kerkmeestersambt in de st Janskerk bekleedde.10» Uit het huwelijk van Adriaen Dirksz de Vrie en Marritje Andriesdr van der Hee werd een zoon Jan gebo ren. Deze jan Adnaensz de Vrie oefende het beroep van houtkoper uit en was vanaf 1591 herhaal delijk kerkmeester. Hij werd lid van de vroedschap in 1600 en vervulde tussen 1609 en 1618 ver scheidene malen het schepenambt Maar bij een politieke zuivering eind 1619 werd hij uit de vroedschap verwijderd. Zijn carrière mag wel zó worden geïnterpreteerd dat Jan de Vrie weliswaar protestant was, maar niet tot de kring van voor het centrale landsbestuur betrouwbare contra remonstranten behoorde. Niesje Jans de Vrie was zijn dochter-, omstreeks 1657 woonde zij in het huis genaamd 'De schaar', Peperstraat 68 (huidige telling). Dit huis was door haar vader in 1578 aangekocht het verblijf van het beeld op de zolder van het huis kan dus nagenoeg tachtig jaar hebben geduurd.11» De lastigste vraag is die naar het altaar waarop het door De jager teruggevonden beeldje was geplaatst. De jager zelf brengt het in samenhang met het graf van Andries jansz van der Hee, dat zich in het O.LV. pand bevond. Het grafboek van de Sint Janskerk stelt ons inderdaad in staat enke le graven in dit pand (de nieuwe noordkerk) te traceren, die in eigendom overgingen van Andries Jansz van der Hee via zijn kinderen Pieter en Marritje naar Jan Adriaensz de Vrie. In de nabijheid van (maar niet óp) deze graven bevindt zich het Maria-altaar waarnaar het pand is genoemd. Dit altaar is echter van oudere datum en dankt zijn bestaan niet aan een fundatie door Andries Jansz van der Hee. Het is ook nog maar de vraag of er een zo nauw verband was tussen dit altaar, dat toebe hoorde aan de O.LV. broederschap, en het graf van een Goudse particulier.12» De eeuwig brandende lamp die De Jager in verband met het Mariabeeld noemt zet ons op het spoor van een ander Maria-altaar in de St. Janskerk: dat van O.LV. ’in het kruiswerk’, dat na circa 1500 gewoonlijk dat van de 'Blinkende Lieve Vrouwe' wordt genoemd. Kapelaan De Jong legde in 1916 als eerste verband tussen Maria-van-Waddinxveen en de Goudse Blinkende Lieve Vrouwe. Voor dit altaar hing reeds omstreeks 1510 een zilveren lamp-, er waren rentes apart gezet om deze lamp brandende te houden. Nog onder de boedel van Niesje jans de Vrie (overleden 1671) bevond zich een pand aan de Oosthaven waarop een rente voor de vicarie van de Blinkende Lieve Vrouwe liep. De jager vermeldt ook dat de familie De vrie in de 17e eeuw moeite deed om een stuk land terug te krijgen waarop een rente voor het bewuste altaar liep, maar dat door de Staten van Hol land was aangeslagen. Dit wordt bevestigd door een gegeven over inkomsten van het altaar van de Blinkende Zoete Vrouwe waarop de Staten aanspraak maakten.,3> 121 Graven: nka 231 f. 82v (nieuwe noordkerk, 20e lage); dit gegeven niet bij Homp, 'Drie eeuwen'. De gegevens over de altaren berusten op lopend onderzoek van de auteur i.s.m. Martha Hulshof. Fundatie van der Hee: SAHM, Weesh inv. 21 f. 85 (1559). I3> Zilveren lamp: SAHM, RA 321 f. 32v. Boedel Niesje Jans: ibidem, Oudarchief inv. 3858 f. 163-164. Rente op stuk land: hs. De Jager; De jong, Mariadevoties, 46; L Scholte, 'Iets over de kerkelijke bezittingen voor de tijden der Reformatie’, Bijdragen Bisdom Haarlem 15 (1888) 28-86, aldaar 51. Vlakbij dit altaar lagen graven van de kinderen van Dirk Jansz de Vrie: NKA 231 f. 62v (oude noordkerk, lage 18). '°i Genealogische gegevens Van der Heede: N. Plomp. 'Drie eeuwen Van der Heede's in riet Oosten van Holland', jaarboek Centraal Bureau voor Genealogie 39 (1985) 53-100, aldaar 80-82. Adriaan Dirksz de vrie was kerkmeester in 1555 en 1556. Zijn vader Dirk jansz de Vrie was tresorier tussen 152/ en 1544 èn schepen in 1529 (magistraatsgegevens gebaseerd op eigen onderzoek). 111 Genealogische gegevens: Plomp, 'Drie eeuwen', 82. Carrière Jan Adriaensz de Vrie: kerkmeester 1591-1594 (gegevens C.J. Matthijs op basis van Archiefdepot St. Janskerk, NKA 231); schepen in 1609, 1610, 161 1, 1613, 1614, 1615, 1617, 1618 (afge dankt maar in functie herbenoemd), 1619; vroedschap vanaf 1600, herbenoemd na de omzetting op 1 nov. 1618 maar niet, meer na die op 27 dec. 1619; zie Walvis, Bescbryving, I, 86-89 en Mieke 13. Smits-Veldt, Ben baljuw in opspraak: twee to neelstukken van Goudanus (Muiderberg 1983) 12. Huis 'De Schaar': SAHM, Percelenindex door C.J. Matthijs, deel Peperstraat.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 17