Wonderen te Gouda 16 is deze identificatie juist, dan betreft het één van de oudste altaren in de Sint jansterk. We kunnen de geschiedenis terug ven/olgen tot vóór het jaar 1400. Het deed onder meer dienst als gilde-altaar voor de vleeshouwers. In de vijftiende eeuw wordt het gewoonlijk aangeduid ais 'O.L.V.- in-het-kruiswerk': het was gelegen vlak vóór het oude hoogkoor (De Jager zinspeelt er soms op dat ’zijn’ Mariabeeld zich in de nabijheid van st. Jan de Doper had bevonden) aan de noordelijke hoek met het oude transept. Door de grote verbouwing van de St. jansterk, die omstreeks 1475 begon, kwam het oude hoogkoor midden in het schip te liggen, terwijl het nieuwe koor zich verder oost waarts bevond. Het Maria-altaar werd echter niet verplaatst. Vanaf circa 1500 raakte de oude naam 'O.LV.-in-het-kruiswerk' in onbruik; hij was immers niet meer van toepassing. Voortaan sprak men van de Blinkende Lieve Vrouwe. Was dat misschien omdat vanaf omstreeks deze tijd het altaar werd gesierd door het helder witte beeld dat zich nu nog in de St. Victorkerk van waddinxveen bevindt?14) In de laatste dagen van 1656 of in 1657 kochten Cornelis de Jager en zijn zuster Cornelia het Mariabeeld van Niesje Jans de Vrie. Cornelis was een seculier priester, maar stond, in tegenstelling tot meer prominente wereldgeestelijken in het Gouda van die dagen, op goede voet met de jezuïe ten. Soms deed hij het lof in de jezu'ietenschuilkerk aan de Keizerstraat; ook placht hij er op zon dagmorgen catechisatie te geven. Hij woonde met zijn zuster, een geestelijke dochter ('klopje') in het huis Westhaven 25, dat hun vader had nagelaten. Het Mariabeeld werd er in de neerkamer geïnstalleerd.15) Kort daarop, in juni 1657, bewees het zijn wonderdadige kracht aan Margaretha de Wit, die door twee duivelen was bezeten, zij kon de neerkamer van huize De Jager niet zonder huiver be treden. Dit bracht Cornelis ertoe het beeld te gaan gebruiken bij de belezing waaraan Margaretha regelmatig werd onderworpen. Dit exorcisme werd blijkbaar beoefend in de schuilkerk die achter de panden aan de Westhaven lag en die onder andere via het huis van De Jager bereikbaar was. De duivels lieten zich niet dan met grote moeite door Cornelis verdrijven-, de eerste liet Margaretha bij zijn vertrek met een gebroken rib achter. Ze legden daarbij getuigenis af over de wonderen die het beeld vroeger had gedaan en voorspelden dat er nieuwe mirakelen zouden volgen.16) Het gerucht van deze spectaculaire duiveluitdrijving verspreidde zich over de stad, zodat ds. Sceperus zich geroepen voelde er in zijn Geschenck op geseyde St. Nico/aes avont (1658) aandacht aan te besteden. Hij geeft twee versies van het gebeurde. Volgens de eerste daarvan was Margare tha de Wit bezeten door zeven (of dertien) duivels. Eén daarvan sprak volgens het gerucht alleen Latijn, maar een protestantse latinist die hem op de proef wilde stellen werd niet tot hem toegela ten. Eén van de andere duivelen luisterde naar de naam Pollenburg: hij onderscheidde zich door zijn venijnige laster jegens Maria fMay Timmermans'). Met het verdrijven van deze zeven duivelen legde, aldus Sceperus, De jager zijn meesterproef als exorcist af. 151 Aankoop: hs. De jager; De Jong, Mariadevoties, 46. Jezuïeten: ns. De Jager; De Jong, Mariadevoties, 63 (lof); Nijmegen, Collegium Berchmanianum, Prov. Archief der jezuïeten, Doos 102 Clb, status missionis Goudanae anno 1661 (catechisatie), westhaven 25: percelenindex-Matthijs s.v. Neerkamer: hs. De Jager; De Jong, Mariadevoties, 52. I4> oudste vermelding: SAHM, St. jan regest 1 (1315). Vleeshouwers: Weeshuis inv. 21 f. 21 (1436). 'O.LVrouw in het kruis werk'; weeshuis inv. 21 f. I6v (1426) etc. Eerste vermelding Blinkende Lieve Vrouwe; RA 320 f. 276 (1506). 161 Exorcisme: hs. De Jager; De Jong, Mariadevoties, 52-54. Schuilkerk; A. van Lommel, 'Bouwstoffen voor de kerkelijke ge schiedenis van verschillende parochiën thans behoorende tot het bisdom van Haarlem', Bijdragen Bisdom Haarlem 7 (1879) 351; getuigenis van Sebastiaen Francken in 1643 over de schuilkerken in Gouda met vermelding van de weduwe van secretaris De Jager.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 18