Waddinxveen bedevaartsoord 261 Hs. De Jager; Dejong, Mariadevoties, 59-61. 281 Gegevens geput uit de hss. van De Jager in het parochie-archief. 19 Nadat het Mariabeeld in de nieuwe kerk aan de Goudkade was opgesteld, werd het vanwe ge zijn wonderdadige werking een voorwerp van devotie voor de omwonenden, zodat een bede- vaartspraktijk op gang kwam. De wonderen die geschiedden werden door De Jager genoteerd op losse strookjes papier of in kleine katerntjes. Als getuige van het wonder treedt hij gewoonlijk zelf op, soms gezamenlijk met zijn nichtje Margaretha, die bij hem inwoonde als zijn huishoudster. Vermoedelijk moesten deze aantekeningen de basis worden voor een ordelijk aangelegd mirakel- boek. Het is onzeker of de door hem aangelegde verzameling compleet is overgeleverd. Een deel van de aantekeningen is bovendien ongedateerd. Gaat men af op de gedateerde, dan ontstaat de indruk dat de mirakels zich in enkele golven hebben voorgedaan, met name in 1667 en 1670. van bekermgswonderen (zoals in het geval van O.L.V. van Foy in het nabijgelegen Haastrecht) is bij de Waddinxveense Maria geen sprake. Wel maakt De jager melding van enkele wonderbare gebedsverhoringen die zijn persoonlijke omstandigheden raakten. Eén daarvan betrof de onver wachte verkoop van zijn huis, dat hij eerder maar niet kwijtraakte (ongedateerd). Bij verreweg de meeste opgetekende wonderen gaat het om miraculeuze genezingen. Sommige van deze wonde ren werden bewerkt door direct contact tussen de zieke en het Waddinxveense Mariabeeld. In andere gevallen vond de genezing op afstand plaats. Het herstel van Hilligje Swijbers van acute blindheid speelde zich af in haar woonhuis ergens aan de Gouwe. De Jager tekent het verhaal na derhand op uit de mond van de moeder, en de enige expliciete verwijzing naar de interventie van Maria is het feit dat de genezing zich op Maria Boodschap (25 maart) 1667 voordeed. Men krijgt hier de indruk dat het niet zozeer de genezene als wel De Jager zelf is die het wonder aan Maria toe schrijft.27» Maar dat wil niet zeggen dat er eigenlijk van echte bedevaart geen sprake is geweest. Niet alleen uit Waddinxveen zelf, maar ook uit omliggende streken, zoals uit Rozendaal bij Oudewater, van de Tiendeweg in het land van Stein en zelfs uit Polsbroek in de Lopikerwaard worden zieken naar Waddinxveen gebracht.28» 221 Voor O.L Vrouw van Foy zie Koen Goudriaan, 'De verering van Onze Lieve Vrouw van Haastrecht', te verschijnen in Historische Encyclopedie Krimpenerwaard. Verkoop van huis: hs. De Jager; De Jong, Mariadevoties, 64. Hilligje Swijbers: hs. De jager-, De jong, Mariadevoties, 61-62. Eén van de door De jager geregistreerde daden van Maria is de uitdrijving in de zomer van 1667 van een duivel uit een kind, Margje Cornelis uit Reyerskoop (bij Boskoop). Deze bezetene trok door haar onbeheerst gedrag niet minder de aandacht dan Margaretha de Wit tien jaar eerder, zodat het publiek van alle kanten toestroomde. Margje vertelde een toveres te zien in de gedaante van een rat of van kat met een witte muts-, bij andere gelegenheden werd door haar een zwarte man met een witte muts en klauwen aan zijn voeten waargenomen. De uitdrijving zelf vond niet in één keer plaats. Eerst werd Margje voor het Mariabeeld in de kerk te Waddinxveen gebracht en daar belezen, maar later begaf De Jager zich persoonlijk naar Reyerskoop om de duivel met wijwa ter en wierook te bestoken. Na enkele weken van hevige kwelling begon het kind geleidelijk tot rust te komen en op 20 augustus meldde De Jager dat ze vrijwel genezen was.26»

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 21