Na pastoor De Jager 301 Gegevens uit het 'Registrum Memoriale' in het parochie-archief. ongeveer tien jaar zou pastoor De Jager de kerk van Waddinxveen bedienen: hij overleed 3 januari 1673. Tevoren had hij in een verklaring ter intentie van zijn opvolger van Maria Lichtmis (2 februari) 1670 en in zijn testament van Maria Boodschap (25 maart) 1671 regelingen getroffen voor de voortgang van zijn werk na zijn dood. Aan zijn opvolger liet hij het huis, de kerk en de erom heen gelegen tuin na zonder schuld, bovendien een bedrag van ƒ6.000,-Dit bedrag was, behalve voor gedachtenismissen voor De Jager zelf, bestemd voor de voortzetting van de cultus van het miraculeuze Mariabeeld. Dit moest op het hoogaltaar blijven staan en een lamp moest eeuwig brandende worden gehouden. Daarnaast drukte De Jager zijn opvolgers vooral op het hart de Ro zenkransbroederschap te bevorderen. Zo ergens, dan wordt het hier duidelijk dat er naar de inten tie van De Jager een intieme band was tussen deze broederschap en de Madonna.29) Of de opvolgers van De Jager zich aan zijn voorschriften hebben gehouden, is moeilijk na te gaan. Behalve de manuscripten van De Jager zelf bevat het archief van de parochie weinig beschei den die hierop licht werpen. De voornaamste feestdag was lange tijd de eerste zondag van okto ber, het feest van Maria-Rozenkrans. In overeenstemming met kerkelijke voorschriften heeft pas toor Scheffer aan het eind van de vorige eeuw het beeld van het hoogaltaar afgehaald en in een aparte kapel rechts achterin de kerk laten zetten. Dat was niet meer de door De Jager gestichte schuurkerk. Dit oorspronkelijke gebouw werd omstreeks 1740 vergroot, bij welke gelegenheid een torentje werd toegevoegd. In 1836 werd deze kerk wegens bouwvalligheid afgebroken en door een nieuw kerkgebouw vervangen. Dit deed dienst tot omstreeks 1880. Toen werd de huidige neogoti sche kerk gebouwd, één van de eerste kerken van architect E.J. Margry.30) Van de lotgevallen van de Waddinxveense Maria tijdens al deze ingrepen in het kerkgebouw vangen we slechts af en toe een glimp op. In een artikel uit 1844 meldt kapelaan Burgmeyer dat het beeld nog steeds in de kerk bewaard wordt, maar uit zijn bewoordingen kan men niet opma ken of op dat moment de devotie intens is. Aan het eind van de 19e eeuw lijkt dat wel het geval te zijn geweest. Pastoor Scheffer vertelde aan Kronenburg dat bij zijn komst (in 1890) een landbou wer hem het verzoek deed om, als er soms geen lamp voor het Mariabeeld brandde, tot zijn inten tie een kaars te ontsteken. Maar dit kwam eigenlijk nooit voor, want wonderbare gebedsverhorin gen zetten zijn parochianen ertoe aan altijd een licht brandend te houden.31) Op een later tijdstip onder het pastoraat van Scheffer maakte de Mariacultus in Waddinxveen een ware renaissance door. Instigator was de Goudse kapelaan De Jong, die tegelijkertijd ook voor de Goudse Maria-ter-Nood-Gods en voor O.L.V. van Foy te Haastrecht hernieuwde aandacht vroeg, voordrachten gehouden voor de Mariacongregatie in de Goudse parochiekerk O.L.V. Hemelvaart (Kleiwegkerk) brachten deze kapelaan tot verdiepte studie van de oude Mariadevoties in Gouda en omgeving. Deze leidde in 1916 tot een reeks artikelen in de Nieuwe Zuidhollander, het rooms katholieke weekblad voor Gouda en omstreken, die vervolgens in een boekje gebundeld werden, waarvan 1250 exemplaren werden verkocht Tenslotte werd de artikelenreeks in aangepaste vorm ook nog eens in het Haarlemse bisdomsblad St Bavo geplaatst.32) 321 De artikelen in de Nieuwe Zuidhollander zijn niet bewaard. Het boekje is het hier steeds aangehaald werk over Maria devoties. Bisdomsblad: B.p.M. de Jong, 'Onze Lieve Vrouw van Waddinxveen’, St. Bavo 19 (1916) 734-739; 748-752; 763-766. 20 3,1 J.J.B(urgmeyer), Rooms-Kathoiiek jaarboek voor het koninkrijk der Nederlanden (1844) (deze publikatie bleef onvind baar). Kronenburg, Maria's heerlijkheid, 489. 251 Overlijden: Van Heussen, oudheden en gestichten, 429. De verklaring van Maria Lichtmis 1670 (De Jong, Mariadevoties, 67) heb ik bij mijn bezoek aan het parochie-archief niet kunnen vinden. Wel het testament van Maria Boodschap 1671, zie ook Kronenburg, Maria's heerlijkheid, 488-489; De Jong, Mariadevoties, 68-69.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 22