illle magf is alleenlijeh van God’lic vermogen:
‘S heer en werch is wonderlik
3n onsen Oogen.
Tot bewijs van eene ghelijehe benauwde Stad
in den jare 5536.
naer des wereldts seheppinge,
ende 1574. jaer nae Cijkjstj
ons eenigen Tjeylandts geboorte,
3n de weleke hlaerlych blijeht,
zijn mogende handt,
in 2482 jaren tusschen beyden verloopen,
geensins verhort te zijn.
I
I
I
I
I
I
I
I
I
I
1
L
26
De Leidenaars hadden tegen twaalven hun lunchpakket besteld, om het te nuttigen in het
jacht van de stad Leiden, dat op deze tijd besteld was. Precies om twaalf uur is men van Gouda
vertrokken en 'al eetende na Leijden gevaren, alwaar ten 5 uuren aanquamen, en ten half zes fris
en gesond wederom thuijs, we! vergenoegd ende met hoop van succes in onse sollicitatie; quod
Deus bene vertat’.
Opschrift van glas 26, het (parallel) ontzet van Samaria,
gegeven door de stad Leiden, Cornells Cloc 1601
Op de terugweg naar het hotel kwam men op de Markt toch nog burgemeester Jongkint
tegen, die eveneens positief tegenover de Leidse sollicitatie stond. Juist nadat van hem afscheid
genomen was, diende zich de vroedschap Crabeth aan, die tevens kerkmeester van de Janskerk
was. Hij stelde het gezelschap voor in de kerkmeesterskamer de tekeningen op perkament van de
Goudse glazen te komen bekijken. Dat kostte weliswaar ruim een uur, maar het was zeer de moei
te waard. Enthousiast wordt in het reisverslag opgemerkt dat deze tekeningen 'soo fraai] in alle
sijne couleuren en sindelijkheid’ zijn en dat zij 'soo distinct en net [zijn] als se in de glasen van de
kerck geschüdert staan’. Het wordt iedere reiziger die naar Gouda gaat, aangeraden deze kartons te
gaan zien, als hij de kans kan krijgen.4
De glazen waren toentertijd al zeer befaamd. Zie bijvoorbeeld Uvtlegginge van de kostelijke en konstige glasen. binnen de voortief-
felyke en wiitvermaerde St. |ANS-Kerck in de stede Gouda [Haarlem ca. 1700],