30 Niet alleen het inhaken op de actualiteit is kenmerkend voor dit soort pamfletten, ook de bewoording ervan is karakteristiek. H. van Hoeven zegt hierover: "Wat in veel pamflet ten opvalt is het gebrek aan redelijke argumenten: het zijn meest geschriften die een dubi euze redenering ondersteunen met twijfelachtige bewijzen Het belang ervan schuilt dan ook niet zozeer in de feitelijke inhoud van die blaadjes, maar veel meer in het feit dat ze kunnen gelden als een min of meer getrouwe afspiegeling van de publieke opinie in een bepaalde periode."10 In de eerste twee strofen gaat de schrijver dan ook tamelijk ongenuan ceerd tekeer tegen het liberale klimaat, waarom Gouda bekend stond. Hij vindt het - in het licht van de verbanning - maar hypocriet en roept smalend op de 'inquisitie van Genève’ maar in te voeren. Dit, en het begin van de tweede strofe, slaat op hetgeen met Michaelis Servetus gebeurd is. Deze Spaanse theoloog uit de eerste helft van de zestiende eeuw ge loofde niet in de drieëenheid van God. Toen hij in Vienne woonachtig was, werd hij op aan drang van Calvijn aanvankelijk gevangen genomen wegens ketterij. Hij kon echter ontvluch ten en kwam terecht in Genève, alwaar hij, wederom op aandrang van Calvijn, opnieuw ge vangen genomen en tenslotte tot de brandstapel veroordeeld werd.11 De 'inquisitie van Genève’ beschouwt de schrijver dus als de calvinistische tegenhanger van de Spaanse inqui sitie. De verwijzing naar Londen zal te maken hebben met de onderdrukking van de katho lieken in Engeland, culminerend in de onthoofding van de katholieke Mary Stuart, koningin van Schotland, in 1587. In strofe drie wordt de eigenlijke aanleiding geopenbaard: een - hier niet met name genoemde - burger van de stad is om geloofsredenen als een landverrader uit de stad ver bannen. Bovendien was (nog steeds volgens de schrijver) het vonnis achter gesloten deuren tot stand gekomen. Wat zijn dat voor duistere praktijken! in de vierde strofe beticht de schrijver de magistraat van vriendjespolitiek, opportunisme en partijdigheid. Hij verwijt de verantwoordelijke personen dat zij de gedaagde geen gelegenheid gegeven hebben tot weerwoord.12 In de laatste drie strofen bidt de schrijver tot God, dat Hij de personen terecht mag wijzen die tot de verraderlijke veroordeling gekomen zijn. De namen van de magistraten heeft hij als woordspeling in het gedicht verwerkt. Ook typografisch springen ze eruit, door dat de cryptische naamsverwijzingen in romein gedrukt zijn, in plaats van in het gewone gotische lettertype. Zo worden in strofe zes de vier burgemeesters genoemd13: Kegel (r. 31) is Gerrit Fransz. Kegelingh (burgemeester van 1582-1606); Bosch (r. 33) is Cornells Jansz. Bosch (burgemeester van 1585-1598); Hard (r. 34) is Hendrick Jansz. t'Hart (burgemeester van 1588- 1610) en Langhe(\. 35) is Gerrit Cornelisz. de Lange (burgemeester van 1594-1601). In de laat ste strofe worden enkele medeplichtige hoogwaardigheidsbekleders genoemd: schout (r. 37) is Dirk Pieters, die baljuw en schout was14, sineken (r. 37) is de schepenmeester Floris Claesz. Cincq15. Snoo (r. 38) is Dirck Aerts Snoey16. Wat diens functie was, heb ik niet kunnen vinden; Blieken (r. 38) heb ik niet kunnen thuisbrengen. De overige namen behoren aan schepenen. H. van Hoeven, 'Verzamelaars en pamfletten', in: W.P.C. Knuttel, Catalogus van de pamfletten-verzamelingberustende in de Koninklijke Bibliotheek Herdruk Met een inleidend essay door Dr. H. van der Hoeven. Utrecht 1978 foto mechanische herdruk naar de uitgave 's-Gravenhage 1980-1920] p. XII. n. Zie onder andere de Winkler Prins, sub voce. ‘2. Dit is overigens niet waar: in het vonnis is sprake van 'des gedaechdens defensie' die de 'heeren van de gerechte’ gehoord hebben (Gouda, SAHM, O.R.A, inv.nr. 177, fol. 143v.). 3. De meeste namen zijn te vinden in J.E.J. Geselschap, Alfabetische naamlijst van de vroedschap van Gouda 1559-1795, i Gouda, uitg. Gem. Archiefdienst, 1975. Zie voor aanvullingen de Naam-Hjste der Raden en Vroedschappen van Gouda (Gouda, SAHM, 578 B 112) en vooral het betreffende officiantenboek’ (Gouda, SAHM, o.A. inv.nr. 445). Zie het 'Officiantenboek' (zie noot 13), fol. 75r. 15. 'Officiantenboek' (zie noot 13), fol. 75r. Naam-Hjste (zie noot 14), p. 36.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 6