0 1B iiiiiHi 1 jfc sa» gggpLy <1 i 77 SM-ii 'l j tj ƒ2500,- 3. Conclusie I ll i!i 2J.EJ. Geselschap, De geschiedenis van de waag, in: Negentiende verzamelingen bijdragen van de oudheidkundige kring Die Goude (Alphen a/d Rijn 1982) 66. De Goudse waag. Fragment van een prent van ca 1840 7 mei 1670 Aan Willem Govertse Hout aen Hout en aan Claes Cornelisse Schorel voor timmerwerk De bouw van de nieuwe waag kostte de stad, exclusief de aankoop van het bouwterrein en de kosten van de bestrating, ongeveer ƒ36.400,-. J.E.J. Geselschap berekende ook dat de waag, tot 1690, de stad gemiddeld ƒ3.400,- per jaar aan inkomsten opleverde. Na aftrek van de kosten - de verschuldigde vergoeding aan de Rekenkamer, de salarissen van de waagmees- ter en de onderwaagmeester, de kosten van onderhoud van gebouw en inrichting, enkele vaste lasten - bedroeg de netto opbrengst ongeveer ƒ1.400,- per jaar. Dat was minder dan de stad vóór 1667 had ontvangen van de toeslag op de weeggelden. Na 1690 bracht de waag, door de achteruitgang van de bedrijvigheid, steeds minder op. Maar ook de jaarlijks aan de Rekenkamer te betalen vergoeding, voor de pacht van het waagrecht, werd navenant ver laagd. In 1806 heeft Gouda, in afwachting van een nieuwe regeling met het Rijk, de betaling voor het pachten van het weegrecht gestaakt.2 5i .4 ,nnnr.rinnni innnrii “inaïte

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 31