EEN VERLOREN GEWAAND REDERIJKERSHAND
SCHRIFT TERUGGEVONDEN
Een plan voor een uitgave
door Jan Willem Klein
Inleiding
Inhoud van de bundel
78
In de literatuur over de Goudse rederijkers wordt soms melding gemaakt van een bundel rederij
kersteksten van Wouter Cornelisz. Verhee.1 De bundel zou berusten op de staatsbibliothek te Ham
burg, onder signatuur Cod.germ. 36. Sinds de tweede wereldoorlog leek die bundel verdwenen.2 Nu
is bekend dat in de tweede wereldoorlog belangrijke verzamelingen van handschriften, incunabe
len en oude drukken van Duitse bibliotheken in mijnen, kloosterkelders en andere betrekkelijk
bomvrije schuilplaatsen verspreid over het Rijk verborgen waren. Na de oorlog zijn de bezittingen
die in de Bondsrepubliek opgeborgen waren in de rechtmatige bibliotheken teruggekeerd. De
boeken die in Oost-Duitsland terecht gekomen waren bleven daar echter verborgen. Na het sluiten
van het ijzeren gordijn was de grens ook voor wetenschappelijk onderzoek gesloten. Bij navraag
deed men heel geheimzinnig over de verblijfplaats van de boekencollecties die door ‘Kriegsausla-
gerung' in de DDR terecht gekomen waren. Door mijn onderzoek naar het Goudse boekenbezit in
de middeleeuwen, was mij bekend dat onder meer een gedeelte van de handschriftencollectie van
de Hamburgse Staats- und Universitatsbibliothek in de DDR terecht gekomen waren.3 Enige tijd na
de val van de muur in 1989 heb ik navraag gedaan of de elders opgeslagen boeken weer terug te
verwachten waren. Inderdaad zijn de boeken in 1990 aus der Kriegslagerung zurückgekehrt' in
Hamburg en kunnen ze weer geraadpleegd worden.4 Ook de bundel van Wouter Verhee is op het
oude adres terug, onder de oorspronkelijke signatuur Cod.germ. 36. Ik heb er inmiddels microfiches
van.
Wouter Verhee is vermoedelijk tussen 1540 en 1545 in Gouda geboren. Hij huwde in 1569 een
dochter van Adriaan Pauw; in 1579 was hij schepen van Amsterdam en in 1581 woonde hij in
Enkhuizen.5 Hij moet lid geweest zijn van de Goudse rederijkerskamer ‘De Goudsbloem', omdat die
kamer in enkele van de gedichten in de Hamburgse bundel genoemd wordt.6 Als zinspreuk ge
bruikt hij ‘Lijd en Mijd', kalff geeft een (niet geheel nauwkeurig) overzicht van de inhoud, die later
door Bolte (maar nog steeds niet uitputtend) is aangevuld.7 Dankzij de microfiches kon ik het hand
schrift bestuderen.
1. van vloten, Nederlandsche Spectator, aug 1878. G. Kalff, 'Wouter Verhee', TNTL 5 (1885), 137-186. Joh. Bolte, 'Zu Wouter Verhee’s
Handschrift', TUIL. 8 (1888), 237-243. W.M.H. Hummelen, Repertorium van het rederijkersdrama, 1500 - ca. 1620. Assen 1968, 113-114.
P. Pikhaus. Het Tafelspel bij de Rederijkers, 2 dln., Gent 1988-89, dl. 2, p. 50-51. M. Dotter en M. van Delft, 'Goudse rederijkerskamers in
een roerige tijd (1546-1642)', in: N.D.B. Habermehl, P.HAM. Abels, HA van Dolder-de wit, LB. Korstanje (eds.), In de stad van die Goude.
Delft 1992 22e verzameling bijdragen Oudheidkundige Kring "Die Goude”], p. 195-220, m.n. p. 210-212.
2. Hummelen (zie noot 1), p. 113; Dotteren Van Delft (zie noot 1), p. 210; Pikhaus (zie noot 1), dl. 2. p. 50.
3. Zie J.W£. Klein, 'Marginale problemen: penwerk in enkele Goudse handschriften en drukken', in: Jos.M.M. Hermans (ed.), Middel
eeuwse handschriftenkunde in de Nederlanden, Grave 1989, p. 97-114, m.n. p. 103, noot 10.
4. Brief Staats- und Universitatsbibliothek Hamburg d.d. 14-4-1997.
5. Nieuw Nederlands Biografisch Woordenboek, II, kol. 1489-1490.
6. Vgj. Kalff (zie 1), p. 140.
7. Kalff (zie noot 1), p. 138-143; Bolte (zie noot 1), p. 237-240.