p. 209-211 p. 211-214 p. 214-216 p. 221-222 p. 223-224 p. 225-226 p. 227-229 p. 230-232 p. 232-235 p. 236-238 p. 239-240 p. 241-243 p. 244-245 p. 246-247 p. 248-249 p. 249-251 p. 251-252 [p. 253-312] 82 Een nieu liedeken van de enchuyser meisiens, voys Coridom ontsteeken ets. Lestmael ginc ic wanderen Een nieu liedeken op de stemme ghij vrijers die wt vrijen gaet Hoort mijn vrienden al ghemeyn (getekend p. 214: Lijd en mijd) Nieu lied sing met manier Op die voys den tijt is hier Ghij maeghden schoon die liefde nu hanteeren Een ander Ghij munneken leeft op hoopen Ghij papen weest blij van sinnen (getekend p. 218: W. Verhee) Een ander op de stemme o God al vander Minne Mijn siel wilt doch ghedencken (getekend p. 220: Lijd en Mijd) Een nieu lyedt op die voos alst begint gedicht van een student Menschen onvroedich ghij die op aerden sweeven Op de wijs alst beghint Jonck vroutghen Godt ghefteer gheefter] u goeden dach Jonghe Dochters claecht liedt op de voyse Engelsche fortuyn Den schoone glans vant menedich ghemoet De Gentsche minne dacht voyse Enghelse fortuyn Den mondt die kJaecht des herten druck versaecht Lideken op de wijs ghepresen Diet niet singen en can mach het lesen Het waer vier jonck vrouwetgens Een ander op de voos ghij muinneken leeft op hoopen Onlanghs sach ick int dromen (getekend p. 235: Wouter Verhee) Een ander op de voos Alst begint Hoe langh dus vangh in dit gequel (getekend p. 238: Wouter Verhee) Een gratys liedt op de stemme, leven soo wyl mijn syel den Heer Laet ons den Heer der Heere groet (getekend p. 240: Wouter verhee) Gratys lied op de wijse den tijt is hyer dat Laet ons Godt loven en nu die gracij syngen Loofsanck nae den eeten op wijse der cxxxnj Psalm Wilt eendrachtich ghij die hier sijt gheseeten Gulden jaars liet anno 1600 op de stemme de nachtegael die sangh een liet Mijn hert met lusten prijst dit nieuwe gulden jaar Een ander op de wijs alst begint Een nieu liedeken op de voys van Soet Robbergen Door liefden reyn verwonnen ick blijven moet Een nieu Bruylofsliedeken op de wijse wij sijn verblijt tis nu den tijt Nu sijt verblijt tis nu den tijt (getekend p. 252: Lijd en Mijd [blanco] p. 217-218 p. 219-220 Edel blomken devijn

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1997 | | pagina 36