6 Gouda protesteerde en vond het wel erg duur, maar wilde Karei graag te vrind hou den en gaf toe, op voorwaarde dat de stad een graantje mee mocht pikken in de vorm van tolgeld voor de passanten, gelijk aan het oude veergeld van de bootjes. De vader van Karei de Stoute, Philips de Goede, hertog van Bourgondië, onze landsheer, vond het een goed idee en verleende zijn toestemming op 24 maart 1467. Het moest een brug worden, gelegen in Haastrecht boven de kerk, waar schepen door konden varen zonder de mast te moeten strijken, en waar wagens met paarden overheen konden trekken.2 Die brug in Haastrecht is er ook gekomen, al weten we niet precies wan neer, in elk geval vóór 1471, getuige o.a. het feit dat er in dat jaar sprake was van "die brugge die nu legghet te Haestrecht"3. 3 SAHM-OA 662. Afschrift uit 1500 in het "Houtebouck", OA 384 f49 vlgg. In 1471 werd dus de inhoud van de overeenkomst van 1408 tussen de familie Van Bloys en graaf Willem aktueel: er mocht niets veranderd worden aan de plaats van de oeververbinding, tenzij met toestemming van beider erfgenamen, t.w. Gheraert van Bloys en de Hertog van Bour gondië Karei de Stoute. Zeer ingewikkelde bepalingen vormden de voorwaarden van Gheraert van Bloys, en de Grote Raad van Karei de Stoute moest er aan te pas komen om de zaak op te lossen. Kölker schrijft hier uitvoerig over. 2 SAHM-OA 657. Afschrift uit 1500 in het "Houtebouck", OA 304 f53 Vvlgg. Philips van Bourgondië meldt in deze oorkonde "dat onse hardelieve ende gheminde soen die grave van Chaerloes nu onlancx binnen der selver onsser stede wesende, mondelinghe aen der selver onser stede versochtdat sij inde stede van den veerscepen tot Haestrecht een brugghe doen maken willen, ende mit waghenen paerden beesten ende alle andere goeden te moghen liden". Het bouwen van de brug boven de kerk te Haastrecht, d.i. ten oosten van de kerk, houdt verband met een overeenkomst uit 1408 (SAHM 384 18) waarbij Willem, hertog van Beyeren, graaf van Holland, belooft aan Jan die bastaerdt van Beloys, heere van Treslongh, die van hem het veer te Gouda kocht, "voor ons ende onse erven, dat men anders geen veer leggen en sal, noch brugge over die IJsel maecken tusschen der kercken van Haestrecht ende der kercken van Moordrecht, ten sij bij consent ende wille Heer Jans voorsz ofte syne erven", een zuiver protec tionistisch motief dus. Dat "consent" is later wel gegeven (zie noot 3). Dat de tijden niet echt veranderen, kan blijken uit de volgende zinsnede in deze oorkonde: "Oick machtigen wij alle degeene die dit voorsz. veer huyren sellen dat die hoer messen dragen sullen mogen, sender daer yet aen te verbueren, voor waer dat saecken dat yemandt overgevoert worde die veerschap schuldich waere ende nyet betalen en woude. Soe mogen die veeraers die onwillige antasten ende vangen van onsent wegen, ende die onsen schout van der Goude leveren, dye hem hoer veerschap daer aff uyt reycken sal, ende voort den onwilligen corrigeren tot onser behouff'. Graaf Willem verordonneert zelfs dat "onsen boden ter Goude mitte veeraers voorsz. tot hoere vermaninge ommegaen ende helpen hem dat sy van den onwilligen gelt off pande gecrijgen rechte voort" (dus meegaan met de veerman en zorgen dat de boosdoener onverwijld betaalt).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 8