WEEST WEL GHEMOET, DOOR CHRISTUM”. Tomberg had deze mysterieuze
ervaring verteld aan enkele Goudse bezoekers, maar er verder weinig acht meer op
geslagen. Nu hij echter had vernomen dat het verhaal doorverteld werd, wilde hij de
authenticiteit ervan bevestigen en zijn verdrukte broeders en zusters in den gelovc
voorhouden dat zij “naekoomen het slot van soo vreemden schrift”.16
De verbannen predikant reisde kort daarop verder naar ‘s-Hertogenbosch en van
daar trok hij naar Antwerpen. In de Scheldestad huurde hij eerst een huis op de Os
senmarkt. Na een half jaar nam hij zijn intrek in een woning naast het klooster ter
Zieken op ‘t Kasteelplein, waar de nonnen hem, zo las Walvis met kennelijk genoe
gen in de aantekeningen van Tomberg, een zeer vriendelijk onthaal bezorgden. In
zijn nieuwe woonplaats was Tomberg nauw betrokken bij de Remonstrantse Broe
derschap, die daar door de groep van verbannen predikanten onder leiding van
lohannes Wttenbogaert werd opgericht. Hij onderhield intensief schriftelijk contact
met zijn oude gemeente en lange tijd lag het in de bedoeling dat hij in het geheim
naar Gouda zou terugkeren.'7 Uiteindelijk zag Tomberg hier toch van af. Hij trok
naar Tonningen, waar hij de gast was van hertog Frederik III van Sleeswijk-
Holstein. Deze begon in 1621 aan de rivier de Eider met de bouw van het plaatsje
Frederikstad (Friedrichstadt), speciaal bedoeld voor de opvang van uit de Nederlan
den uitgeweken remonstranten. Ook Tomberg liet er een huis bouwen, hetgeen voor
hem en zijn omvangrijke gezin echter een zware last vormde.
Herboldus’ zoon Daniël wist te melden dat zijn vader door dit alles steeds zwaar
moediger werd. Hij ging “dikwils als verslagen over huis in eenzaamheid wandelen,
diep verzuchtende en overdenkende den voorleden tijd”. Op 6 juni 1625 werd hij ern
stig ziek en na een uitterende ziekte overleed Herboldus Tomberg op 5 oktober
daaropvolgend op de leeftijd van 58 jaar. Dat Walvis ook gebruik kon maken van
aantekeningen van Daniël Tomberg toont aan, dat deze de gewoonte van zijn vader
had overgenomen om gebeurtenissen op schrift vast te leggen. Het is aannemelijk dat
Tomberg junior achterbleef in Gouda toen zijn vader werd verbannen. Hij was op
dat moment al oud genoeg om zelfstandig in zijn onderhoud te voorzien. In de vier
jaar daarvoor had hij zich onder leiding van meester Alexander Westerhout be
kwaamd in de kunst van het glasschrijven. Daarnaast zou hij in 1628 toestemming
van de magistraat krijgen om school te houden. De kerkenraad was over het afgeven
van deze vergunning zeer verbolgen, omdat Tomberg junior weigerde de acte te
ondertekenen waarin schoolmeesters moesten beloven niets te zullen onderwijzen
37
17 J. Tideman, De stichting der renionstrantsche Broederschap 1619-1634, eerste deel 1619-1623,
Amsterdam 1871, 135
16 Gemeentelijke Bibliotheek Rotterdam, Handschriften op de bibliotheek der Remonstrantsche -
Gereformeerde Gemeente te Rotterdam, inv.nrs. 1795 en 1796