dat in strijd was met de ware (contraremonstrante) leer. De kerkelijke protesten de den het stadsbestuur echter niet op hun besluit terugkomen.18 Daniël Tomberg hield niet alleen nauwkeurig bij aan welke drieste vervolgingen zijn remonstrantse geestverwanten in Gouda blootstonden. Hij beschreef vanuit zijn am bachtelijke achtergrond ook uitgebreid de gebrandschilderde ramen van de Sint- Janskerk. Zijn vakmanschap was voor het stadsbestuur reden om hem in 1654 aan te stellen als restaurateur van deze ramen, in de kerk waar zijn vader in het verleden zo vaak op de kansel had gestaan.19 De aantekeningen over de kerkelijke woelingen werden door Walvis uitputtend ge bruikt voor zijn reformatiegeschiedenis, terwijl hij de notities over de glazen gebruik te als basis voor een heel hoofdstuk over de Glazen in zijn stadsbeschrijving. Daarbij kon hij ook terugvallen op informatie van Daniels zoon Willem Tomberg, die in 1678 in het voetspoor trad van zijn vader als opzichter bij het herstel van de Goudse Glazen. Willem, die zoals gezegd tevens notaris was, legde zijn kennis niet alleen neer in de door Walvis verfoeide Gondsche Arcadia, maar ook in een apologetisch geschrift, waarin hij beschreef waarom hij zich bekeerd had tot het katholicisme. Ook dit Historisch verhaal rakende sijne vereeninge met de Catholijke kerke, waaruit Walvis nog kon putten, is thans onvindbaar, zodat helaas onduidelijk blijft welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan deze bekering. De terugkeer van de familie Tomberg naar de katholieke kerk biedt uiteindelijk de verklaring waarom pastoor Walvis de hand wist te leggen op de schriftelijke erfenis van een remonstrantse predikant en zijn nakomelingen. Naar alle waarschijnlijkheid heeft Sebastiaan Verwel, de pastoor van statie De Tol Swaen, de hand gehad in de bekering. Aan hem werden de geschriften namelijk ter hand gesteld door Willems dochter Anna Tomberg. Verwel op zijn beurt, die zich ten tijde van de jansenistische perikelen aan de zijde van Walvis schaarde, gaf de aantekeningen (in bruikleen?) aan zijn collega van de kleine Sint-Jan.20 Voor Walvis waren de Tombergiaanse aantekeningen van eminent belang, maar on voldoende voor een complete reconstructie van de Goudse reformatiegeschiedenis. Voor de beschrijving van de eerste decennia na 1572 was hij geheel aangewezen op andere bronnen. De meeste informatie haalde hij uit de bekende zeventiendeeeuwse werken over de kerkgeschiedenis van de Republiek. Vanzelfsprekend raadpleegde hij 18 38 ArchiefN.H. Kerk Gouda, inv.nr. 1, acta kerkeraad d.d. 24-6-1628 en 13-7-1629 19 Rijksen, Gespiegeld in kerkeglas, 253-261 20 Verwel overleed in hetzelfde jaar als Walvis (1714). Een jaar eerder was hij op verzoek van zijn zus Catharina onder curatele geplaatst wegens zijn hoge ouderdom en zijn aftakelende verstandelij ke vermogens. SAHM, Oud Archief Gouda, inv.nr. 203 requestboek

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 12