43
Walvis vervolgt zijn verhaal met een beschrijving van de remonstrantse perikelen.
Dit gedeelte begint met de komst van Berbers’ opvolger Eduardus Poppius, die zich
zou ontpoppen als de leidende kracht van het remonstrantismc in Gouda. De ver
schijning van de omstreden Goudse Catechismus ontsnapt niet aan de aandacht van
de geschiedschrijvcnde pastoor, evenmin als de indiening van de befaamde, door de
drie Goudse predikanten mede ondertekende, remonstrantie aan de Staten. Daarna
volgen de Haagse Conferentie van 1611, waarop tevergeefs getracht werd remon
stranten en contraremonstranten nader tot elkaar te brengen, en enkele soortgelijke
pogingen in de jaren daarna.
Uitgebreid staat Walvis stil bij de verschijning van Poppius’ geruchtmakende boek
De enge poorte, ofte predicatiën over eenighe voortreffelijeke texten ofte spreucken
der Heijliger Schrifture, dat in 1616 bij Jasper Toumay van de persen kwam. Uit de
‘voorrede’ van dit werk licht de pastoor met name de gedeeltes emit, waarin de
Goudse predikant zich verweert tegen beschuldigingen als zou hij erop uit zijn het
‘Pausdom’ weer in te voeren. Dan haalt hij eerst enkele zeer positieve oordelen over
het boek aan van Simon Episcopus en Carolus Niëllius, die hij ontleent aan een ge
drukte brievenverzameling van vooraanstaande remonstrantse predikanten.28 Ver
volgens maakt hij melding van de felle kritiek van Trigland op De enge poorte en
van de polemiek die daarna ontstond. Op eenzelfde wijze maakt Walvis ook gewag
van de rel over een boekje van Theodorus Berbers, een Cort ende claer bewijs ter
bevestiging van de bekende vijf artikelen van de remonstranten, waarbij de bekende
Deventer predikant Jacobus Revius zich roerde met een Tegenbericht™
Daarna acht Walvis de tijd rijp om aandacht te besteden aan de dolerenden in
Gouda, die zich niet langer in de Sint-Janskcrk lieten zien, omdat zij zich niet meer
konden vinden in hetgeen daar gepreekt werd. Informatie over de pesterijen en ver
volging die deze (volgens de auteur kleine) groep contraremonstranten ten deel vielen
ontleent hij met name aan Trigland en Wtenbogaert.30 Interessant in dit verband is de
mededeling, dat de Goudse dolerenden verklaarden zich afgescheiden te hebben van
de publieke kerk, omdat Herboldus Tomberg het boekje Van het rycke Christi van
30 Over deze episode is uitgebreid geschreven door P.D. Muylwijk, Een paar belangrijke eeuwen in
Gouda's historie, Gouda 1948, 53-72, en P.H.A.M. Abels, Van Vlaamse broeders, Slijkgeuzen en
Predestinateurs. De dolerende gemeente van Gouda 1615-1619, in: P.H.A.M. Abels e.a. (red.), In
en om de Sint-Jan. Bijdragen tot de Goudse kerkgeschiedenis, Delft 1989, 75-90
29 Zie over deze affaire E.J.W. Posthumus Meyjer, Jacobus Revius, zijn leven en werken, diss.
Utrecht, Amsterdam 1895, 121-128
28 Praestantium ac Eruditorum virorum Epistolae Ecclesiasticae et Theologicae etc. Hiervan ver
scheen een derde druk in 1704.