Aen de religieuse contraremonstranten
46
Op woensdag 7 april, toen de gereformeerde Goudse burgers ter kerke gingen in
verband met een bid en vastendag, werden zij door de anonieme dichter op de vol
gende wijze vermanend aangesproken:
lek hoor het is u bededach
In ‘twelck men God te dienen plach
Om Sijnen zegen en bijstandt
Tot best van ‘t lieve vaderlandt
Maer derft ghij contraremonstrant
Tot God gaen met gevouwen handt?
Hoe is u hert soo onversaecht
Dat God om Sijne hulpe vraecht?
De vrome sijn bij u verdruckt
De fraijste van den stoel geruckt
U handen sijn vol Christenbloedt
U hert oock niet dan oorlog broedt
God wil, noch ken u hooren niet
Al is ‘t dat ghij vercooren hiet
Of Sijns woorts waerheijd liegen moet
Soo Hij u eenich bijstandt doet
Wilt ghij dat Hij u hulp toeseijt?
Ontslaet eerst die gevangen leijdt
Roept die gebannen sijn weer in
Bidt dan met een verslagen sin.
Vanaf het jaar 1622 wordt de informatie die Walvis kan verstrekken fragmentari-
schcr. Toch bevatten ook deze folio’s nog opmerkelijke zaken. Zo meldt hij dat aan
de Karnemelksloot een kalf zonder hoofd en met een ruige vacht werd geboren. Voor
de remonstranten was dit aanleiding schertsenderwijs te zeggen: “Calvinus de
Latijnse naam voor Calvijn] is van sijn hoofd beroofd”. De stadsbestuurders en bal
juw Cloots haastten zich daarop naar de geboorteplek van het wonderkalf, “dat
hoofdeloos zoveel gebleijt maakte”, en dwongen de eigenaar het beest terstond te be
graven.