Taal, stijl en toonzetting Ondanks de lacunes in de tekst is Walvis erin geslaagd een lopend en consistent ver haal te produceren, dat zich ook heden ten dage nog goed laat lezen. Dat is vooral te danken aan zijn bloemrijke taalgebruik, duidelijke verbindingsteksten en vlotte ver teltrant. Toch heeft de schrijver af en toe geworsteld met de structuur en de inhoud. Dat blijkt bijvoorbeeld uit de volgende zin: “Om den draad van Herberts zaaken niet af te breeken heeft men eenige der Goude voorgevallene kerkzaaken ongeroerd voor bij gegaan, die echter haar weetenswaerdig zijn”. Het meest duidelijk komt deze worsteling naar voren in het gedeelte over de gebeurtenissen in 1620. Blijkbaar vond Walvis zijn oorspronkelijke tekst te wijdlopig, reden waarom hij dit gedeelte op nieuw schreef in een veel bondiger versie. Om een indruk te geven van de stijl en het woordgebruik van de Goudse pastoor, kan bijvoorbeeld gewezen worden op enkele fraaie zinsneden die hij wijdt aan zijn hoofdpersonen. De schuldbekentenis van Herman Herbers “quam’er met hem schraaltjes uit”, aldus Walvis, en bij prins Maurits bemerkte hij “in verscheide voor vallen waar des prinsen hoofd na hing, over wat zijde hij helde en wien hij begunstigde”. Over de executie van Oldebarnevelt weet de schrijver te melden dat deze werd “onthalst, stervende met eene onbeteuterde kloekmoedigheid” en over de gehate Goudse baljuw Anthony Cloots dat ”de remonstranten hem aanzagen met een scheel oog en hielden voor een geslagen veinsaerd”. In het algemeen kan gesteld worden dat de gebruikte bewoordingen en de gekozen toonzetting neutraal zijn en de indruk geven van een zekere afstandelijkheid tot het onderwerp.38 Walvis dankte zijn informatie over de verwikkelingen op deze synode aan de voor malige Waalse predikant van Haarlem, Jean Prevost, met wie hij per trekschuit naar Bodegraven voer. De oud-katholieke pastoor Ignatius Walvis heeft een bijzondere bedoeling met de uitgebreide weergave van de gebeurtenissen op deze Waals-gereformeerde synode. Hij wil laten zien “...met wat bescheijdenheid, voorzichtigheid, voorkoomendheid, liefde, enz. onkatolijke in hunne kerkvergaderinge tewerk gaan, eer ze tot het onthef fen van eene bedieninge hunner leeraren overstappen”, en hoe schril deze handel wijze contrasteert met de wijze waarop men binnen de Rooms-Katholieke Kerk is omgesprongen met hem en zijn jansenistische geestverwanten. Hiermee geeft de schrijver zijn verhaal aan het eind plotseling een actuele wending, die geheel gezien moet worden in het licht van de voor hem persoonlijk zo teleurstellende ervaringen binnen zijn eigen kerk. 38 Het kostte Walvis blijkbaar meer moeite om onpartijdigheid te betrachten in zijn beschrijving van de Goudsche katholieke kerkzaken. Zie Hallebeek, De 'wondere afscheidspreekens ’,33. 48

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 22