52 P.S. Met deze bijdrage verwierf de auteur de (derde) Ignatius Walvisprijs, uitgereikt op 23 maart 1998. (Zie De Schatkamer 1998-1, pag. 26/27) De voorzichtigheid van Walvis en Endenburg en de politieke steun waarvan zij zich verzekerden maakten de verschijning van Gouda’s eerste stadsgeschicdschrijving uiteindelijk mogelijk en hield de protesten van de gereformeerde tegenstanders nood gedwongen beperkt tot de tamelijk gratuite stellingname van de kerkenraad, dat men zoiets in de toekomst niet weer zou laten gebeuren. De geschetste gang van zaken maakt tevens duidelijk dat de historieschrijver Walvis niet louter beoordeeld mag worden op basis van zijn stadsgeschiedenis. Evenzeer dienen daarbij de twee grotere geschriften betrokken te worden die destijds met ge drukt konden worden, te weten de Goudsche en andere daartoe dienende katolijke kerkzaaken en De Goudsche onkatolijke zaken. Op basis van laatstgenoemde ge schrift, dat onderwerp vormde van deze beschouwing, kan in elk geval vastgesteld worden dat Jan Schouten de Goudse pastoor met recht getypeerd heeft als een “knap historicus”.43 Walvis leunt in dit werk weliswaar sterk op één remonstrantse bron de aantekeningen van de familie Tomberg maar binnen de grenzen van zijn mogelijkhe den toetst hij informatie aan andere bronnen en literatuur, waaronder ook de geschriften van de contraremonstrant Trigland. Tegelijk beperkt hij zich niet tot louter registratie; van tijd tot tijd is er ook sprake van vormen van interpretatie en analyse. Met beperkt bronnenmateriaal slaagt hij er toch in een zij het incompleet en voorzover mogelijk objectief beeld te schetsen van de vroegste reformatie- geschiedenis in Gouda, hetgeen ook nog eens gebeurt in de vorm van een coherent en vlot geschreven verhaal. Het oordeel van de bekende Goudse dichter Jan van Hoog straten, dat Walvis “den naam verdient van Stads Historyschryver”, staat daarmee na twee eeuwen nog fier overeind.44 'M/j 44 W[alvis], Beschrijving der stad Gouda, I, Gedicht “Gouda”, ongepagineerd. Jan van Hoogstraten ondertekende het gedicht overigens alleen met zijn initialen. Zie over hem: J.J. de Jong, Met goed fatsoen. De elite in een Hollandse stad Gouda 1700-1780, ‘s-Gravenhage 1985 43 Schouten, Wie waren zij? 112

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 26