31 Het conflict kwam tot een werkelijke uitbarsting toen de Utrechtse aartspriester Petrus Codde in 1702 door de paus werd afgezet. Codde werd ervan beschuldigd een aanhanger te zijn van Comelis Jansenius, die omstreden en reeds in 1642 door Rome veroordeelde opvattingen huldigde over zonde, genade en predestinatie. De schorsing van Codde werd heftig aangevochten door het Utrechtse kapittel en een deel van de Hollandse clerus. Walvis behoorde tot de jansenistische priesters van deze zogeheten Oud-Bisschoppelijke Cleresie. Hij schaarde zich achter Codde en belandde daarmee in het kamp dat uiteindelijk de Oud-Katholieke Kerk zou gaan vormen. Over de wijze waarop Walvis zich in woord en geschrift heeft geroerd in dit geschil is enkele jaren geleden in De Schatkamer een uitstekend artikel verschenen van de hand van Casper Gijzen4, en dit thema kunnen wij hier dan ook gevoeglijk buiten be schouwing laten. Van belang voor ons op dit moment is slechts, dat de geschetste “netelige kerktwisten” naar zeggen van Walvis voor hem de voornaamste drijfveer zijn geweest om “op te sporen, al wat ter Goude, zedert kerkwisselinge de Refor matie], voorviel”. Uit deze bekentenis in het voorwoord op zijn stadsgeschiedenis valt verder op te maken dat hij de Beschryving der stad Gouda beschouwde als een bijprodukt. Walvis’ voornaamste doel was het beschrijven van de lotgevallen van zijn eigen kerkgenootschap in de Goudsche en andere daartoe dienende katolijke kerkzaaken. Bij dit werk stuitte hij echter zo nu en dan op “verscheyde stadsgewyde en ongewyde puynbrokken”, die hij niet terzijde liet liggen, maar verzamelde met in zijn achterhoofd er ooit nog eens een “redelijk hoekstuk” van te maken, dat voor “stads en lands oudheidlievenden” aangenaam zou zijn.5 Een ander motief voor Walvis om zich te wijden aan de geschiedschrijving wordt minder expliciet door hem genoemd. Toch zijn er in zijn nagelaten aantekeningen en geschriften voldoende aanwijzingen te vinden dat een zwakke gezondheid hem re gelmatig en met het klimmen der jaren langduriger aan huis gekluisterd hield. Het ligt voor de hand dat de pastoor in deze situatie veel afleiding en voldoening heeft gevonden in het uitpluizen van Gouda’s rijke historie. Gijzen heeft bij zijn inventari satie van de bibliotheek van de oud-katholieke parochie van Sint-Jan aan de hand van eigenaarsaantekeningen kunnen vaststellen, dat de pastoor daarbij dankbaar ge bruik heeft kunnen maken van een in de loop der jaren opgebouwde handbibliotheek van aanzienlijke omvang.6 4 C. Gijzen, Ignatius Walvis (1653-1714). Verdediging tegen de vijanden van de Oud- Bisschoppelijke cleresie in handschriften en pamfletten, in: De Schatkamer 6 (1992) 11-36 6 Gijzen, Ignatius Walvis, 19, 28 5 Wjalvis], Beschrijving de stad Gouda, Voor-reden [deel I]

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 5