De bronnen van Walvis
De zoektocht van Walvis naar de verdwenen kerkboeken van de Sint-Jan maakt dui
delijk dat hij zijn ambacht van geschiedschrijver serieus nam. Hij wenste zich te
baseren op authentieke bronnen en deed moeite om deze ter inzage te krijgen. De
toegankelijkheid van archiefmateriaal was in zijn dagen echter beperkt, waardoor hij
zijn lezers van de stadsgeschiedenis tot zijn teleurstelling moest melden dat “ver-
scheide stichtingen en handschriften, elders opgeslootcn, hem niet geworden zyn”.
als de “dreckwaghen van alle ketterijen”. Toen de nog jonge Republiek tijdens het
Twaalfjarig Bestand (16091621) intern verscheurd raakte door godsdiensttwisten
over het vraagstuk van de predestinatie, belandde Gouda als vanzelfsprekend in het
kamp van de meer rekkelijke remonstranten.
De grote ommekeer voor de stad kwam met de nederlaag van de remonstrantse partij
op de Nationale Synode van Dordrecht (16181619). Ook in Gouda moesten de re
monstrantse predikanten het veld ruimen en werden hun politieke geestverwanten
door prins Maurits uit het stadsbestuur verwijderd. Een en ander stuitte op hevig
verzet van een groot deel van de Goudse bevolking, dat weigerde zich onder het ge
hoor te begeven van de nieuw gezonden rechtzinnige predikanten. Een rumoerige
periode brak toen aan, waarin rondtrekkende remonstrantse dominees in de open
lucht, in woonhuizen en in schuren geheime bijeenkomsten hielden en gerechtsdiena
ren onder aanvoering van de felle baljuw Anthony Cloots dit met invallen en het
opleggen van boetes trachtten te verhinderen. Pas na verloop van jaren luwde deze
strijd. De orthodoxe calvinisten wisten steeds meer Gouwenaars te bewegen tot een
terugkeer naar de Sintjan, terwijl de remonstrantse stroming verschrompelde. Het
geestelijk klimaat in de stad was daarmee voor lange tijd in orthodoxe sferen beland.
De in 1619 afgezette remonstrantse predikanten zijn er mede debet aan dat de hier
boven in een notendop geschetste kerkelijke ontwikkeling van Gouda nooit
onderwerp is geweest van een diepgaande studie. Waarschijnlijk uit nijd over hun
afzetting in 1619 namen zij de notulenboeken van kerkenraad en classis mee. Sedert
dien worden deze cruciale bronnen, die naar verluid een tijdsspanne besloegen van
38 jaar Goudse kerkgeschiedenis, als verloren beschouwd. Ook Walvis klaagde hier
over al zijn nood. In zijn stadsgeschiedenis liet hij weten “...dat, na veele en groote,
in verscheide gewesten genome moeyte, tot nu toe d’oude vervremde kerkboeken niet
te vinden zyn”.12 Ondanks dit gemis waagde de pastoor zich toch aan een reforma-
tiegeschiedenis van de stad, omdat hij blijkbaar kon putten uit voldoende ander
bronnenmateriaal.
34
12 Wjalvis], Beschrijving de stad Gouda, Voor-reden [deel I]