aantal bedrijfstakken zullen deze 107 De pre-modeme en moderne economische structuur drijft op vraag- en aanbodfactoren. De aanbodfactoren zijn vooral afhankelijk van ondernemerschap en financiering, van arbeidspotentieel, van technische ontwikkelingen. Zowel stimulering als beperking van de economische ontwikkeling kunnen beïnvloed worden door bemoeienissen van de stedelijke overheid (wetgeving, belastingen, subsidies, infrastructuur, onderwijs). Van een facetten worden geanalyseerd en toegelicht. Opvallend is dat Gouda eeuwenlang veeleer een stad van transport was dan een echte handelsstad. Veel nijverheid was daarmee verbonden (stalhouders, zadelmakers, marktplaats voor vee en waren, veiling). In de negentiende eeuw veranderen de verkoopstrategieën: niet meer vanuit de werkplaats, maar in winkels, waar uit voorraad (vaak fabrieksmatig gemaakte) goederen verkocht werden. Eveneens in de negentiende eeuw verschijnen de grote bedrijven cn industrieën aan de rand van de stad, voornamelijk die welke afhankelijk zijn van bulktransport over water. Schaalvergroting van de bedrijfjes die oorspronkelijk in de binnenstad gevestigd waren, noopt hen ook naar de randen van de stad te verhuizen. In de binnenstad komen daarvoor in de plaats kantoren en diensten. Sociale ontwikkeling Het sociale welzijn van de bewoners van Gouda was een zaak van zowel wereldlijke overheid als van de geestelijkheid. In de middeleeuwen deden de gilden aan zielzorg. Zij verzorgden missen en baden memoriegetijden voor het (gilde)altaar ten behoeve van hun leden en afgestorven leden. Dit deden ook de religieuze broederschappen, die naast de gilden bestonden. De broederschappen speelden verder vooral een rol in de charitatieve voorzieningen. In de nieuwe tijd zien we dat de ambachtsgilden steeds vaker zorgden voor een sociaal programma voor de leden en hun gezinsleden door periodiek een financiële bijdrage aan de leden te vragen. Hiermee kon men in tijden van gebrek de ergste nood lenigen. Ook bij onverwachte grote uitgaven, bijvoorbeeld de begrafenis van een overleden gildebroeder, werd in de kosten bijgedragen. Uiterst belangrijk was het Heilig Geesthuis, een door de stad gesubsidieerde instelling die zich vooral richtte op de algemene armenzorg en de opvang en verzorging van wezen. Voor de oudere stadsbewoners, die - om wat voor reden ook - niet meer op zichzelf konden wonen, waren er het Elisabethgasthuis (oude vrouwen) en het Vroesenhuis (oude mannen). Voor de zieken bestonden diverse instellingen in Gouda: het Catharinagasthuis en een aantal particuliere gasthuizen, het leprooshuis en dc cellebroedcrs.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1998 | | pagina 45