Ill
Ook de boekcultuur was uitermate invloedrijk. Die begint in Gouda met de
vestiging van de religieuze gemeenschappen. De boekproductie was in de
middeleeuwen een kloosterlijke aangelegenheid. De kloosters produceerden voor
zichzelf, of - op bestelling - voor anderen, ook particulieren. Typisch voor de Noord-
Nederlandse (dus ook Goudse) boekversiering is het ‘penwerk’. Deze versierings-
methode kent regionale stijlen. De Goudse boekversiering valt onder een Zuid-
Hollandse stijl, die bekend staat als ‘aubergine-penwerk’. Eindjaren zeventig van de
vijftiende eeuw introduceerde Gerard Leeu de boekdrukkunst in Gouda. Hij was een
uitermate succcsvol ondernemer, die mogelijk filiaal- of franchise-achtige onder
nemingen in andere steden (ook buiten Holland) had. Na het vertrek van Leeu uit
Gouda naar Antwerpen en na diens dood is letter- en ander drukmateriaal bij die
ondernemeningen terecht gekomen.
Over het boekenóezrt van de kloosters tot 1572 weten we iets door diverse
soorten boekenlijsten die bewaard zijn gebleven. De belangrijkste daarvan zijn de
inventarislijsten die opgemaakt zijn bij de confiscatie van de boeken uit de kerk- en
kloosterbibliotheken. De geconfisqueerde boeken dienden voor de oprichting van de
stadslibrije. De librije heeft tot in de negentiende eeuw de lees- en studiebehoeften
van de Goudse bovenlaag gediend. Van het particuliere boekenbezit weten we niet zo
veel; daar is geen systematisch onderzoek naar gedaan. Gouda is door de eeuwen
heen een belangrijke drukkersstad gebleven, maar één die, na het optreden van
Gerard Leeu, hooguit op het tweede plan opereert: alle grote Hollandse boek
drukkers waren steevast elders gevestigd. De boekcultuur tot dc achttiende eeuw is
goed bekend en onderzocht. De periode daarna vertoont nog witte plekken (diverse
stadsdrukkers, uitgeverijen als Van Goor).
Nauw met de boekcultuur verbonden is het literaire leven. Hierin is
het rederijkersleven tot in de negentiende eeuw een vrij constante factor, hoewel
de bloeiperiode duidelijk in de eerste helft van de zeventiende eeuw ligt.
De beeldende kunst wordt bekeken uit het oogpunt van productie en
mecenaat: wat is er gemaakt, voor wie en door wie? In de middeleeuwen speelde het
Lucasgilde hierin een rol. Opvallend is dat er, zeker in de nieuwe tijd, zo weinig
kunstenaars actief waren en dat het Goudse kunstbezit relatief gering was.
Uitzondering vormt de glasschilderkunst. Hierin speelt het mecenaat een grote rol: er
waren belangrijke relaties met dc Utrechtse kapittels. Het gedachtengoed dat de
glazen uitstralen is daardoor ingebed in het culturele leven van Utrecht. Op deze
manier moet het (laat) zestiende-eeuwse humanisme invloed gehad hebben op de
Goudse magistraat.