De eerste heroprichting vond al in de zeventiende eeuw plaats. In 1651 is de kamer namelijk geliquideerd.18 Ruim 25 jaar later, namelijk in 1677, is ze voor de eerste maal heropgericht.19 Het is vanaf deze heroprichting dat men prat gaat op de hoge ouderdom van de kamer.20 Dit eerste kamerloze tijdperk was tot nu toe onbekend. Wèl was bekend dat men de kamer, na een kwijnend bestaan in de achttiende eeuw, in 1785 voor de tweede maal nieuw leven trachtte in te bla zen.21 Het gezelschap zal dan in de traditie van de achttiende-eeuwse dichtgenoot schappen gestaan hebben.22 Maar in de Franse tijd sterft de kamer alsnog een langzame dood. Tot men in 1853 de behoefte gevoelde om voor de derde maal een poging te wagen het ‘rederijkersgenootschap’ onder de naam De Goudsbloem weer op te richten. Nu onder de gemoderniseerde zinspreuk ‘Uit vriendschap geboren’. Deze heroprichting past in de revival van het fenomeen rederij kerskamer, die vanaf het midden van de negentiende eeuw snel om zich heen grijpt.23 De nieuwe Goudse kamer is voortgekomen uit de ‘Leesvergadering Nut en genoegen’, die in 1851 is opgericht.24 In de periode 1851 tot 1853 komen we alleen de ‘Leesvergadering’ in de jaarboekjes tegen. In 1853 komt ook de rederijkerskamer De Goudsbloem voor, maar wel met dezelfde bestuursleden als van de ‘Leesvergadering’. Desondanks houdt men voor de oprichtingsdatum van de rederijkerskamer 1 januari 1851 aan. 18 22 9 20 21 Gouda, SAHM, ORA Gouda, inv.nr. 401 (Verleyboek), f. 270r (18 februari 1651): 'De Heeren Magistraten der stede van der Goude hebben gesteld ende geordonneert Cornelis Jansz. van Dieveren, bode, tot curateur van de desolate boedel van de Rethorijckers binnen deser stede, genaemt de Goutsblom enz. Actum 18 Februari 1651.’ 1 9 Gouda, SAHM, OA Gouda, inv.nr. 106 (Kamerboek 1677), f. 18v: Die van de Rethorijckerscamers versocht hebbende derzelver Blazon, hier in burgemeesterscamer hangende, wederom te mogen hebben. Is 't selve haer toegestaen, mitsgaders dat sijluyden haere vergaderinge sullen mogen continueren.' Een jaar later mogen ze weer een kamer huren, waarvoor ze net als vroeger een jaarlijkse subsidie ontvangen: SAHM, OA Gouda, inv.nr. 106 (Kamerboek 1678), f. 14v Zie hierboven: 'De vroegste geschiedenis van De Goudsbloem'. De Vooys 1941 (p. 170) en Docter en Van Delft 1992 (p. 218) zeggen 1786, maar uit de titelpagina van de Schikkingen en Wetten blijkt overduidelijk dat de vernieuwingsdatum 1785 was: 'Schikkingen en Wetten voor de kamer van Rhetorica genaemd de Goudsbloemen, daer men schryft: Uit jonsten begrepen. Te Gouda opgerigt in den jaere 1437 en hernieuwd in den jaere 1785', afgedrukt in de Mengelwerken. Zie Singeling 1991, p. 134-136 en 240-241. Een beschrijving van de oprichtingsbijeenkomst van de vernieuwde kamer vindt men in 'De vroegere kamer van rhetorica te Gouda', in: Astrea, maandblad voor Schoone Kunsten, Wetenschappen en Letteren 3 (1853), p. 149-150; zie aldaar ook p. 198-200. Het blijkt een behoorlijk deftige bijeenkomst geweest te zijn. 23 Vgl. Van den Berg 1992; Van den Berg en De Bruijn 1992. 24 Althans in 1851 komt de eerste vermelding voor in het Jaarboekje voor de stad Gouda van dat jaar.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 11