Verbrugghe.55 Een tweede mogelijkheid is dat het jaartal 1620 van het blazoen slaat op een verder onbekende wedstrijd die in dat jaar in Gouda zelf gehouden is.56 Keren we terug naar de ordonnantie. Eén van de redenen om haar op te stellen was waarschijnlijk omdat het gedrag van de rederijkers enigszins los bandig was. Hieraan wordt ten minste in de ‘caert’ gerefereerd. Zo mocht men ‘van nu af aan’ niet meer op door de weekse dagen in de kamer aanwezig zijn. Dat deze bepaling in één adem genoemd wordt met de regeling van de bevoorrading van de kamer met bier (strofe 13) geeft te denken. In strofe 32 wordt verordonneerd dat men na afloop van de zondagse kamerbijeenkomst voortaan met niemand ergens heen zal gaan om sterke drank te drinken, vooraleer eerst thuis geweest te zijn. Een dergelijk voorschrift reguleerde vermoedelijk de sociale controle van de zijde van de echtgenote. Was elders bij de Goudse gilden de jaarlijkse maaltijd na de Opstand blijkbaar afgeschaft, de gildebrief van de rederijkerskamer maakt daar nog wel melding van.57 In strofe 19 wordt bepaald dat op St. Catharinadag de maaltijd gehouden wordt en dat daarbij ook de echtgenotes aanwezig mochten zijn. We hebben al gezien dat op deze dag ook het nieuwe bestuur gekozen werd. Het was ook de dag waarop de ‘beminders’ hun jaarlijkse contributie moesten betalen (strofe 5). De rederijkerij die in de ordonnantie ter sprake komt is aardig om te vermelden, maar weinig belangwekkend. Als men elkaar begroette of toedronk deed men dat in dichtvorm (strofe 3 en strofe 15). De factor moest de mei- en nieuwjaarsliederen maken (strofe 7), of gelegenheidsstukken, bijvoorbeeld bij het huwelijk van een kamergenoot (strofe 35). Ieder lid moest per kwartaal een refrein van buiten leren (strofe 8). Na het opzeggen van het refrein gaf één der leden een stokregel op, waarop door een ander een gedicht gerijmd werd (strofe 9). Bij deze activiteiten was het ‘recreatie’ (strofe 8 en 9), dat wil zeggen: tijd van ontspanning waarbij gedronken en gegeten werd (zie ook strofe 18).58 55 Zie ook Schotel 1864, dl. 1, p. 87, nt.l (Andries Crijnen Verveen), p. 93 en nt.2 (Jan Adri- acnsz. Schoon, Thesorier of Schatbewaarder [dit moet een verlezing en misinterpretatie zijn van schaftmeester]). De Lange van Wijngaerden 1879, p. 103 (noemt alleen Andries Crynen Verveen). De Vooys 1941, p. 162, 169. Docter en Van Delft 1992, p. 216-217. 56 Van Boheemen en Van der Heijden 1999, dl.l, p. 203 en 330-331. 57 Voor de afschaffing van het gildenmaal: Hulshof 1996, p. 71. Overigens maakt zij een uitzondering voor de grootschippers, de chirurgijns en de schutters: Hulshof 1996, p. 72. 58 De betekenisuitbreiding van het begrip 'recreatie' met het gebruiken van voedsel en drank, komt niet duidelijk in het WNT naar voren (zie WNT, XII:3, kol. 745-748). Toch is het mijns inziens een belangrijke toevoeging aan het begrip 'recreatie': rederijkerskamers waren per 20

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 22