Degenen die een rol in een toneelspel speelden moesten goed oefenen en
proefspelen (strofe 11); zij die niet speelden waren verplicht het toneel op te
bouwen en af te breken (strofe 21). Als de factor iemand een rol toebedeeld had,
mocht die niet weigeren, en zeker niet na verloop van tijd de rol teruggeven
(strofe 29). De factor moest wel ruim van te voren de tekst van het spel klaar
hebben (strofe 7). De algemene onkosten bij het spelen en zingen waren (in
bepaalde gevallen?) voor rekening van de kamer (strofe 21), maar in andere
gevallen bleken zowel de broeders als de ‘beminders’ hieraan mee te betalen
(strofe 10). Een merkwaardige bezigheid, die iedere zondag terugkeerde, was het
‘termen’ (strofe 6). Wat dit precies inhield, is onduidelijk. Het zou betekenen:
het opgeven van een woord, waarop men beurtelings een rijmwoord moest ge
ven.59 Maar onduidelijk is wat in deze context dan bedoeld wordt met het
heimelijk rondvragen, wanneer een vreemd woord opgegeven wordt, waarbij de
meeste stemmen gelden. Het lijkt er daarom veeleer op dat ‘termen’ moet beteke
nen: de betekenis van het opgegeven woord de ‘term’) omschrijven. Dat
moest dan op rijm gebeuren, waarbij de ‘term’ het rijmvragende woord was.
Voorts werden er allerlei dingen bereglementeerd die te maken hebben met
ongewenst taalgebruik en gedrag, zoals vloeken, schelden, stelen, vechten en
kwaadspreken (strofe 2, 17, 23 t/m 27, 30, 34). Een aardig voorbeeld van
ongewenst gedrag is het onnodig luiden van de bel (strofe 28). Een dergelijke bel
wordt vermeld op de inventaris uit ca. 1564.60 Die was voornamelijk bedoeld om
aandacht te vragen door de keizer, de prins of de factor. Luisterde men niet naar
wat de hoofdman te zeggen had, dan stond daar een boete op, die successievelijk
hoger werd (zo interpreteer ik de eerste regels van strofe 28). Men mocht niet
zomaar aan die bel trekken; daar stond dan ook weer een boete op.
Tenslotte staan er zaken in de ordonnantie over de ontvangst van gasten
(strofe 20 en 22), wat men moest doen bij het opzeggen van zijn lidmaatschap
(strofe 33) en wat men deed bij een huwelijk of een overlijden van een kamerist
(strofe 35 en 36). Men was bijvoorbeeld verplicht om in de stoet mee te lopen.
Indien gewenst, en de factor op tijd op de hoogte was gesteld, kon er ter ere van
het bruidspaar een tafelspel gespeeld worden (strofe 35).
Van ambachtsgilden is bekend dat zij dikwijls een aparte kas hadden om
financiële ondersteuning te verlenen aan armlastige leden of hun weduwen en om
plotselinge hoge kosten (van bijvoorbeeld huwelijken en begrafenissen) op te
21
definitie al vrijetijds- en ontspanningsverenigingen; het is dan zinloos om 'recreatie' louter als
'ontspanning' te definiëren.
59 Zie WNT, XVI, kol. 971-972, s.v. 'Tarm'.
611 Zie noot 32.