LITERATUUR
een
23
Angilis 1854. A. Angillis, Geschiedenis der Rousselaersche Rederijkerkamer
Thielt 1854.
Van Autenboer 1978-79. E. van Autenboer, ‘Een "landjuweel" te Antwerpen in
1496?’, in: Jaarboek Kon. Soevereine Hoofdkamer van Retorica ‘De
Fonteine’ te Gent 29 (1978-79), p. 125-149.
Van den Berg 1992. W. van den Berg, ‘Inleiding’ [op het rederijkersnummer
van], De Negentiende Eeuw 16 (1992), p. 161-162.
Van den Berg en De Bruijn 1992. W. van den Berg en A. de Bruijn,
‘Negentiende-eeuwse rederijkerskamers, een inventarisatie’, De
Negentiende Eeuw 16 (1992), p. 163-184.
Van Boheemen en Van der Heijden 1985. F.C. van Boheemen en Th.C.J. van
der Heijden, De Westlandse rederijkerskamers in de 16e en 17e eeuw. Met
een tekstuitgave, inleiding en aantekeningen van het Spel van Sinnen ‘De
Wortel van Rethoorijka’Amsterdam 1985.
Van Boheemen en Van der Heijden 1999. F.C. van Boheemen en Th.C.J. van
der Heijden, Deel 1Met minnen versaemt. De Hollandse rederijkers vanaf
de middeleeuwen tot het begin van de achttiende eeuw: Bronnen en
bronnenstudies, Delft 1999.
Deel 2: Retoricaal Memoriaal. Bronnen voor de geschiedenis van de
Hollandse rederijkerskamers van de middeleeuwen tot het begin van de
achttiende eeuw, Delft 1999.
Briels 1974. J.G.C.A. Briels, ‘Reyn geneucht. Zuidnederlandse kamers van
rhetorica in Noordnederland, 1585-1630’, in: Bijdragen tot de
geschiedenis 57 (1974), p. 3-89 (over Gouda: p. 26-28, 50).
Docter en Van Delft 1992. M. Docter en M. van Delft, ‘Goudse rederijkers
kamers in een roerige tijd (1546-1642)’, in: N.D.B. Habermehl,
P.H.A.M. Abels, H.A. van Dolder-de Wit, e.a. (eds.), In de stad van die
Goude, Delft 1992 22e verzameling bijdragen van ‘Die Goude’], p.
195-220.
Grootes 1992. E.K. Grootes, ‘De ontwikkeling van de literaire
organisatievormen tijdens de zeventiende eeuw in Noordnederland’, De
zeventiende eeuw 8 (1992), p. 53-65.
Hulshof 1996. M. Hulshof, ‘De Goudse Ambachtsgilden’, in: K. Goudriaan, M.
Hulshof, P. Lourens, e.a., De Gilden, Gouda, Zwolle 1996, p. 65-86
(noten op p. 152-153) en ‘De Gilden’, in; idem, p. 87-148 (noten p. 153-
157), m.n. ‘Rederijkersgilden’ op p. 146-148.