Inleiding Hoewel men het tegendeel zou vermoeden, neemt Gouda op de kaart van de rederijkerij niet eens zo’n bescheiden plaats in. Er zijn in totaal zelfs drie kamers geweest. Men kan onderscheid maken tussen ‘vrije’ en ‘onvrije’ kamers. De vrije kamers waren door het stadsbestuur officieel erkend. Net als ambachtsgilden moesten ze dan een soort gildebrief of ordonnantie hebben, die door de stedelijke overheid was goedgekeurd. Een dergelijke ordonnantie was een reglement waaraan de leden van de rederijkers zich dienden te houden, op straffe van een boete. Was de kamer eenmaal vrij, dan kreeg zij jaarlijks een bedrag uitbetaald uit de stadskas. Daarnaast kreeg zij vaak nog extra onkostenvergoedingen als er buitengewone kosten gemaakt waren. Bovendien genoot de kamer nog allerlei andere voordelen, zoals vrijheid van accijns. Een ‘onvrije’ kamer had al deze voordelen niet en moest zichzelf zien te bedruipen. Verreweg de belangrijkste rederijkerskamer was De Goudsbloem. Die mag met recht de rederijkerskamer van Gouda genoemd worden. Het is niet bekend of deze kamer van meet af aan een vrije kamer was, maar zeker vanaf het begin van de zestiende eeuw krijgt zij een jaarlijkse subsidie. De andere twee kamers zijn pas laat opgericht en hebben slechts kort bestaan. Ze waren dan ook niet echt van grote betekenis. De ene was de Geele Fiolette (ca. 1575-1596). Van deze kamer is heel weinig bekend; ze is altijd een onvrije kamer geweest en is in 1596 gefuseerd met De Goudsbloem. De andere was de Vlaamse kamer De Balsem bloem (1618-1642).1 De Vlaamse kamer is in 1642 met De Goudsbloem gefuseerd, waarbij de naam van de oude kamer gehandhaafd bleef. Deze kamer is ooit wel vrijgemaakt, hoewel het tegendeel beweerd wordt.2 Immers, in het kamerboek van 1640 vinden we de mededeling dat de ‘caerten’ van de Vlaamse kamer op 22 maart van dat jaar door de stadssecretaris zijn ondertekend.3 Ervan uitgaande dat ‘caert’ hier ordonnantie zal betekenen (net als bij de ‘caert’ van De Goudsbloem), is De Balsembloem, twee jaar voor de fusie met De Goudsbloem, nog tot vrije kamer gemaakt. Ondanks dat De Goudsbloem in haar tijd betrekkelijk belangrijk was, is het weinige dat tot nu toe over de Goudse rederijkers gepubliceerd is nogal on evenwichtig van kwaliteit en zeker niet uitputtend.4 Tot voor kort was het meest 1 Over de Geele Fiolette vooral: Van Veen 1987. Over De Balsembloem: Briels 1974 (volgens Briels zou De Geele Fiolette ook een Vlaamse kamer geweest zijn, maar daar zijn geen aanwijzingen voor). o Docter en Van Delft 1992, p. 215. 3 Gouda, SAHM Gouda, inv.nr. 98 (Kamerboek 1636-1640), boek 1640, f. 27r. 4 Naast de in noot 1 genoemde werken nog: De Vooys 1941. Ouder, maar niet te veron achtzamen, is het opstel van G.C.C. Vatebender uit 1792. Recenter: Docter en Van Delft 1992. 3

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 5