57 Vervolgens wordt Simon Spamaay opgelegd de zeven en een halve cent hofstedegcld te betalen, alsmede ƒ4,80 kosten en de uitvoeringkosten van het vonnis ad ƒ1,26. Ondanks deze duidelijke uitspraak ging de uitvoering niet vanzelf: Op 10 juli 1829 heeft de deurwaarder 'sprekende met iemand zeggende te zijn Simon Sparnaay, betekend en kopielijk het voorenstaande Vonnis geleverd en In Naam des Konings bevel gedaan om dadelijk en tegen kwitantie een somma van Zeven en een halve Cents met de kosten te betalen, onverminderd de verdere verschuldigde regten en kosten. En voornoemde Simon Sparnaay hieraan niet voldoend, heb ik deurwaarder hem verklaard dat hij door alle middelen van regten zal worden geconstringueerd. Die extra kosten bedroegen nog eens ƒ1,01. De verdere afloop is in de legger van 1825-1925 te vinden.21 Bij S58 Spamaay is genoteerd dat 7,5 cent is betaald in 1825, 26, 27, 28, 29 en in 1830 t/m 35. In 1836 werd het pand verkocht en wederom wordt het hofstedegeld betaald tot 1882. In dat jaar werd het echter afgekocht voor ƒ1,50, dus 20 maal 7,5 cent. Het principieel tegenstribbelen van Sparnaay had hem dus vijfmaal de in de negentiende eeuw gebruikelijk afkoopsom gekost. Overweegende verder dat ten tijde dat Rijk in het fransche Keizerrijk was I ingelijft, Regenten zijn genoodzaakt geworden om van alle Erfpagten, Renten 1 en Hofsteedegelden, het gasthuis binnen deze Stad toebehoorende, eene 1 I specifique Lijst ten Kantoore van de Registratie in te zenden, ten einden bij verkoop van Woningen en Erven van meergemelde Erfpagten Renten en Hofsteedegeld het regt van Registratie te vorderen en aan het Rijk te voldoen, 1 hetwelk tot heeden heeft plaatsgevonden en door thans bestaande Wetten niet wordt tegengesprooken, maar zelfs door den Ontvanger der Registratie ten 1 i Stipste moet worden nagekoomen. 1 Overweegende al verder dat dit hofstedegeld als geene belasting kan of moet worden beschouwd en alleen moet worden beschouwd en aangemerkt als een 1 bezwaar voor de primitieve bezitter van dien grond, ten voordeelen van het Gasthuis gecontracteerd en alzoo niets het allerminste streidig is met de Voorschriften of Bepalingen van den Grondwet of andere bestaande Wetten, daarentegend als Z.M. de Koning, de Prinse Gestigten in het Algemeen het heeden door de bestaande Wetten in alle Regte en met de grondwet niet I I Streidende Privilegiën heeft bevestigd en alzoo de Vordering van regenten van 1 de gasthuizen binnen deze Stad de Eischers in deeze als wel en wettig moet en kan worden beschouwd, niet dan als eene Eenvoudige Actie tusschen partijen is 1 aan te merken. 21 SAHM: Gasthuisarchief, iriv.nr 618.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 11