Ter afronding 59 Het 'eeuwigdurend bezwaar' van hofstedegeld heeft dus bijna 700 jaar gehaald. Het zal echter duidelijk zijn dat voor een groot deel van die periode de inkomsten uit de hofstedc- geldheffing slechts van beperkt belang zijn geweest voor de rechthebbenden. Het heeft de administrateurs van het Catharijne Gasthuis gelukkig niet weerhouden om gedurende bijna 400 jaar nauwgezet alle betalingen en eventuele mutaties te noteren. Zij konden niet vermoeden dat hun werk achteraf voor een heel ander doel van groot belang zou blijven: de registers geven de historisch onderzoeker namelijk niet alleen de namen van huis eigenaars, maar ook aanwijzingen over de veranderingen aan bebouwing of over de ver breding van straten. De grote veranderingen rond de reformatie en de sloop van dc kloosters zijn er zelfs mee te volgen. Door het continu doorlopen van de administatie tot in de 19e eeuw kunnen ze ook uitstekend worden gebruikt voor onderlinge koppeling van plaatskenmerken als verpondingsnummers, wijknummers en kadastrale nummers. Reeds jaren geleden is dit door J.C. Helders opgemerkt, toen hij een 19e-eeuws hofstedegeldregister gebruikte voor de omzetting van oude naar nieuwe wijknummers. Wij hebben die koppelingen van perceelregistraties inmiddels voor de gehele stad uitgevo erd en via de hofstedegeldbedragen zelfs doorgetrokken tot de 14e-eeuwse situatie. Het leverde ons de mogelijkheid om de oorspronkelijke gronduitgifte in Gouda en de verdere ruimtelijke ontwikkeling nauwkeurig in kaart te brengen. De inkomsten van de hofstedegelden lopen steeds verder terug en vanaf het begin van de 20e eeuw vormen de weigeraars zelfs de meerderheid. Uiteindelijk zijn er in 1939 nog slechts 37 betalers over, waaronder dc gemeente. In 1945 wordt de inning van de hofstedegelden beëindigd: er zijn dan nog slechts 19 betalers over. Zelfs de gemeente heeft de laatste heffing niet meer voldaan. Met ƒ1,185 blijkt Prince een flink deel van het totaal bedrag van ƒ6,02 te veroorzaken. Zelfs de schoonzoon van Jan Prince, dominee Peaux, blijkt zijn 15 cent niet meer te betalen. Het blijkt dus dat Jan Prince, en na zijn overlijden in 1869 zijn zoon Christiaan, uitgroeien tot de grootste wanbetalers van het hofstedegeld. Behoeftige omstandigheden kunnen niet de reden zijn geweest: J.P.'s nalatenschap was bijna ƒ400.000. Wij hebben geen aanwijzingen gevonden dat later toch werd betaald en krijgen dus de indruk dat tegen het einde van de 19e eeuw het Catharina Gasthuis niet meer actief optrad tegen de wanbetalers.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 13