Staat van verval 73 Op 28 februari 1949 bezocht de toenmalige directeur J. Vonk Noordegraaf van de vennootschap het Rijksbureau voor de Monumentenzorg in Den Haag en sprak met de molenkenner A. Bicker Caarten. Op 4 maart 1949 schreef de directeur aan het bureau iets totaal anders dan de inventarisatie van acht jaar eerder nog stelde: “De molen is nog voorzien van een rieten kap, wieken en omloop. Het hele geval is thans echter in een dusdanige staat van verval, dat hier nodig moet wor den ingegrepen, omdat het gevaar oplevert voor het verkeer. Er vallen n.l. bij wind of geen wind stukken hout naar beneden. In de rieten kap zit ook al een behoorlijke lekkage, waardoor het regenwater in de silo 's en de nabijheid van een electromo tor loopt. Aangezien de molen sinds 1930 niet meer heeft gedraaid en het hele me chanisme is uitgebroken en er veel bijgebouwen aan de molen zijn gebouwd, lijkt het ons het beste de wieken en de omloop er af te slopen en de kap door een andere te vervangen. Wij verzoeken U dan ook beleefd, dit geval even te bezien en ons een sloopvergunning te verlenen. Een foto werd bijgesloten. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg vroeg snel advies aan de vere niging “De Hollandse Molen” te Amsterdam. Na een bezoek ter plaatse schreef voorzitter mr P.G. Van Tienhoven op 30 mei 1949: “De ligging in het landschap is uniek. Met het verdwijnen van een dergelijke molen verdwijnt er weer een kostelijk stuk riviergezicht. Voorgesteld werd behandeling in de Provinciale molencommis sie. “Mocht er een oplossing gevonden kunnen worden dan zou dit de Burgemees ter van Nieuwerkerk eveneens zeer aangenaam zijn, daar hij terecht opmerkte dat dit het mooiste plekje van zijn Gemeente was, aldus Van Tienhoven. (Burgemees ter F. Jas nam juist op deze zelfde datum 30 mei 1949 afscheid in een buitengewone raadsvergadering6 Op 28 juni 1949 verzocht de directeur van het bedrijf aan het rijksbureau om spoed te betrachten. In de provinciale commissie wilde men de mogelijkheid van restauratie als 'dode molen’ bezien. Gesteld werd: “De gemeente Nieuwerkerk is niet zeer met natuur- en ander schoon bedeeld; vermoedelijk zal het voor velen in de gemeente een grote teleurstelling zijn, als - in het goedkoopste geval - de fraaie contouren van de molen veranderen in de ongebroken lijnen van een naakt silo- silhouet. Onderhands werd bekend dat het college van burgemeester en wethouders de raad zou willen voorstellen om ƒ600,- subsidie voor behoud te verlenen. Overi gens bleek dat de Nieuwerkerkse bouwverordening geen vergunning van het college van burgemeester en wethouders vereiste voor sloop van gebouwen en dus ook niet voor molens. 6 Verslagen in bijv, de Goudsche Courant d.d. 31 mei 1949

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 11