1946: een naamloze vennootschap Op 1 oktober 1946 werd de Naamloze Vennootschap Vereenigd Graan-, Maal- en Mengvoederbedrijf opgericht. Het doel van de vennootschap wordt omschreven als “Handel in, en im- en export van. granen, zaden, peulvruchten, veekoeken, vee voeders, meelproducten enz., alsmede het be- en verwerken daarvan, hetzij voor eigen rekening, hetzij voor rekening van derden. Het college van commissarissen bestond uit J.F. Hijkoop te Waddinxveen, J.C. Paul te Zevenhuizen, L. Zaal te Lan ge Ruige Weide, R. den Hollander te Nieuwerkerk aan den IJssel en de accountant W. Hoogendijk te Gouda. De eerste directeur werd de Nieuwerkerker H.J.F. Tuch. Doel en personele bezetting wijzen meer op agrarisch geïnteresseeerden dan op spe cifieke molenliefhebbers. Iemand die nuttigheidsmotieven liet prevaleren boven monumentenbehoud is de journalist S.H. Hamburger, alias de schrijver Herman de Man. Hij bestrijdt dan ook de idealen van de ‘heeren en dames molentjes-behouders’, vooral inzake windwater molens.3 Toch zal de vereniging snel als autoriteit worden gezien. Hoe dan ook: eigenaar Van Waasbergen krijgt anno 1939 een andere, scherpere brief van de minister dan de gemeente. Wanneer de molenaar mocht denken dat mo torische kracht voordeliger zou zijn, zal hem blijken dat juist in tijden van oorlogs gevaar zoals aan de orde zijn het gedachte gewin weleens in het tegendeel zou kunnen verkeeren” Na de korte oorlog van mei 1940 zoekt de Bosschenaar Jhr Mr. van Rijckevor- sel van “De Hollandsche Molen” tevergeefs kontakt met de eigenaar. Hij schrijft dan burgemeester Jas, die het originele ingekomen stuk van de gemeente aan de eigenaar verstrekt, inclusief zijn aantekening of Van Waasbergen wil antwoorden op de vra gen van de molenliefhebber aan de gemeente. Burgemeester Jas zet zelf het ‘ant woorden’ tussen aanhalingstekens. In juli 1940 kan de burgemeester zo melden dat de eigenaar al in 1939 de molen aan het ministerie te koop aanbood. Hij meldt ook: “Kap en roeden zijn echter nog uitstekend, en ook het drijfwerk is prima. Er wordt echter door hem [de eigenaar, AdB] geen prijs meer op gesteld om van de wind kracht gebruik te maken. Ook het ontbreken van meewerkende zoons wordt geme moreerd. Bij een provinciale moleninventarisatie van februari 1941 meldt de mole naar aan de burgemeester en deze weer aan Gedeputeerde Staten molenmaker D. Ottevanger te Moerkapelle verricht altijd de herstellingen De algemene toestand van de molen wordt ‘uitstekend’ genoemd4. 3 C.W. Stigter. ‘Niemand zal er mij van verdenken, dat ik het land niet liefheb waar de molens malen.' Herman de Man contra “De Hollandsche Molen”, in: Nog niet, Jaarboek 1998 (nr 7) van de Vereniging Herman de Man 4 SAHM, Secretarie-archief Nieuwerkerk a/d IJssel, plaatsnummer 157 70

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 1999 | | pagina 8