15
Achter het boenhok (op de foto niet te zien) is een 19de-eeuws zomerhuis herken
baar (nog niet aanwezig op de kaart uit 1832). Zoals de naam zegt, woonde men
daar ooit ‘s zomers in. Volgens de overlevering is in dit geval het zomerhuis benut
als paardekarnhuis (of is het kamhuis omgebouwd tot zomerhuis). Door de laatste
generaties werd het zomerhuis met (wisselende) delen uit het voorhuis als aparte wo
ning benut. De stal heeft halfronde ijzeren ramen van rond 1850.
Achter het zomerhuis heeft de stal echter een voor dit pand uniek, maar traditioneel
ijzeren stalvenster van rond 1900. In tegenstelling tot het inpandige raam tussen stal
en zomerhuis kent dit raam een andere afstand tot de zijgevels dan het daar tegen
over gelegen stalraam. Eén en ander duidt op een verbouw. (Op de kadastrale kaart
van 1832 ontbreekt het zomerhuis nog en staat achteraan de stal een aanbouw tot in
de sloot aangegeven.) De aangebouwde koestal, gedekt met gesmoorde hollandse
pannen, is 19de-eeuws (wat bij het Monumenten Inventarisatie Project in 1989 tot het
misverstand leidde dat de gehele boerderij van ca. 1850 zou zijn!).
Aan de voor- en achterzijde treft men op de begane grond drie staldeuren aan. De
achterstaldeur middenin geeft toegang tot de brede voerdeel, hier ‘boes’ genaamd.
(De deelbreedte van wel vijf meter was niet nodig voor het voeren, slachten en evt.
zomerbewoning, terwijl de achterstaldeur wagenstalling beperkte. Deze deelbreedte
is bij meer boerderijen opmerkelijk.) Een brede deel met een smalle staldeur heet in
de literatuur een overgangsvorm binnen de hallehuisgroep, het ‘voerdeeltype’. De
brede deel van het oorspronkelijke gemengd bedrijf is nog wel aanwezig, maar wordt
nog slechts benut als voerdeel voor het vee. Aan beide zijden zijn voergoten.
In plaats van dubbele deuren vindt men alleen een enkele deur voor het naar bin
nen brengen van hooi uit de (intussen achtergeplaatste) berg. De beide kleinere
groep- of mestdeuren aan de zijkanten ontsluiten de mestgangen, die achter de koe-
standcn liggen: het is een groepstal. Mest werd met kruiwagens uit de groep via de
koegang door de groepdeuren naar buiten gereden en per schouw afgevoerd naar de
mestvaalt en bijna dagelijks vandaar naar het land. In 1976 werd een ingenieus sys
teem van locale riolen en gierkelders gebouwd. Met vrijgekomen grond werd de
dwarssloot achter de hooiberg gedempt.
Op de verdieping treft men een kennelijke hooideur aan alsmede twee rondboog-
vensters. Tussen oude balken zijn om en om nieuwere balken aangebracht. Dit houdt
mogelijk verband met het met pannen dekken van de stal. Tenslotte bevat de 19de-
eeuwse stal aan de zijde van de oprijweg vier oude gietijzeren rondboogvensters en
een in mortel gegoten afgesleten steen met de tekst: ‘‘De eerste steen (is) gelegd
door M. Molenaar MZ leeftijdjaar en juni 18..”
In de buitengevels vallen overal muurankers op.