TO In de 19de-eeuwse stal van elf bij vijftien meter stonden circa 30 koeien tot 1990 ‘s winters in twee rijen met hun koppen naar het midden en met de staart opgebon den. De meeste Zuidhollandse boeren bezaten in de 19de eeuw 20 tot 30 baatgevende koeien. Per koe rekende men 1 morgen land, waarvan de ene helft werd afgeweid en de andere helft gehooid. Oorspronkelijk zullen de koeien aan een halstouw tussen ‘s zomers wegneembare standvinken hebben gestaan. Het koestalprofiel wordt ge markeerd door de acht stijlen met korbelen. De gebinten, op gemetselde poeren, staan op een vaste afstand. De drie beuken zijn respectievelijk 3, 5 en 3 meter breed; een verhouding die op een hoge ouderdom van de ‘plattegrond’ van de stal duidt33. (Bij jongere stallen wordt de verhouding 1:1:1.) De ankerbalkgebinten van de stal lopen door de scheidingsmuur met het woongedeelte. Op de verdieping is de schei ding slechts een houten beschot. Binnenin de stal zijn er stalen rondboogvensters met het tussendeel en het zomerhuis. In vloer en zolder van het tussendeel is de plaats van de kam herkenbaar. Na de restauratie is daar ook een ontvangen karnton herplaatst. Kamhuizen of -schuren stonden altijd dicht op en in verbinding met de boerderij. Een paard dat aan een be paalde balkinstallatie was verbonden liep in die schuur uren in het rond - soms ge stimuleerd door een hondje - waardoor een ijzeren vork in de in de boerderij aanwe zige melkbak op en neer werd bewogen en er zodoende werd gekamd. In dit tussenhuis is de vloer met estnkken geplaveid. In de literatuur duidt dit op gebruik voor de in de 19de eeuw toenemende zuivelproduktie als kaas. Het houtwerk in dit gedeelte was tot tegen 1970 bruinrood geverfd (‘ossenbloed’), en derhalve sinds 1997 weer. De wand met de stal telt naast drie deuren een gietijzeren rondboogven- ster om het vee in de gaten te houden. Achter één van deze deuren - en dus in de stal - is bij de restauratie een bezoekerstoilet gebouwd. Gespaard bleef een gemetselde koelbak, terwijl de steektrap door een vaste trap werd vervangen. Nieuw is ook in deze mimte een muurschildering van de Nieu- werkerkse Mimi Schouten over het laagste punt in de Zuidplaspolder (6.74 m. - N.A.P.). Gedeputeerde voor Cultuur van de provincie Zuid-Holland, H.B. van der Goot, opende dit tussendeel op 22 april 1997. Daarbij werd een gedenkplaatje op een deur naar de stal onthuld met de oude provinciespreuk “Vigilate Deo Confidentes’ (Waakt, op God vertrouwende). Dit tussendeel werd op SmriiMï geopend door H.B. van der Goot, gedeputeerde voor cultuur van dt Holland 23 33 C L. van Groningen, De Krimpenerwaard, Zeist/Zwolle 1995, p. 340

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2000 | | pagina 25