Het jaar 1922 is een gedenkwaardig jaar. Nieuwerkerk krijgt water en licht. Het is
een hele klus om tot aansluiten te bewegen. Zo neemt de Maatschappij tot Exploita
tie van Staatsspoorwegen voor het station en omgeving het water en licht niet af
vanwege bezuinigingen. De nutsvoorzieningen gaan uit van lokale distributiebedrij
ven en de gemeenteraad mist zo’n grootgebruiker niet graag.
Wethouder (annex veeslachter) Stout vraagt dan steun van Molenaar als lid van
het bestuur van de Bond van Veehandelaren, opdat er bij de Maatschappij namens
genoemde bond op zal worden aangedrongen vanwege de veiligheid. De losplaats
staat steeds in het donker, de petroleumlantaarns doen het niet. Bij het lossen van vee
‘s avonds en ‘s nachts vindt de gemeente dat er nu verlichting nodig is! Molenaar
vraagt het (haast ambtelijk) aan collega Den Hollander, die in een commissie zit
waar dat onderwerp beter past. Op 28 mei 1923 meldt dezelfde vertrouwde Schoon-
hovensche Courant, dat de Nieuwerkerker M. Molenaar Zuidhollands afgevaardigde
is naar de vergadering van de Nederlandse Bond van Veehandelaren te Utrecht.
Tenslotte krijgt Nieuwerkerk in 1928 na veel gepraat een nieuw raadhuis. Daar
mee is de discussie niet voorbij. Zit de aannemer of de bouwdirectie fout qua kosten?
Hard gaat het er aan toe als de raad op 28 mei 1931 de raadhuisbouw afwikkelt.
Molenaar vindt dat de directie ...zo slap en laks is geweest, dat het hemelschrei
end is”. Maaskant (ARP) zegt onder andere dat Molenaar ...zich zeer handig in
een andere vorm kan stellen Ook Koolhaas is het oneens met Molenaar.
Dan volgt de raad van 29 juli 1931. Maarten Molenaar is zonder kennisgeving
afwezig. Hoewel niet geagendeerd wil burgemeester Jas toch zijn toespraak tot het
‘zilveren’ raadslid Molenaar houden. (Gepland is gepland, maar het leest vreemd in
de notulen!) Jas memoreert zo “....het zilveren jubileum van Uw medelid, den Heer
M. Molenaar”Hij ziet dat de “rasechte Nieuwerkerker” zó is samengegroeid met
de raad dat men ze moeilijk zonder elkaar kan voorstellen.
De burgemeester las er ook de raadsnotulen op na. Zijn beeld van Molenaar was,
“....dat hij dikwijls front maakte tegen anderen, die zijn meening niet plachten te
deelen en dat hij de opeenvolgende Gemeentebesturen niet met zijn critiek spaarde
en dat het niet altijd honig was die van de lippen drupte.
Maar burgemeester Jas liet het daar natuurlijk niet bij. “Namens den Raad dank
ik hem voor datgene, wat hij voor de gemeente gedaan heeft, en wensch hem met
zijn jubileum geluk. Het zij hem gegeven nog lang met opgewektheid zijn arbeid te
verrichten tot geluk en blijdschap van de zijnen. (Die derde persoon blijft merk
waardig bij een jubileumtoespraak. Het wethouderschap van Molenaar werd niet
gememoreerd. Na deze vergadering komt Molenaar zelf ook nimmer meer op de
raad81. Hij kreeg dus een jubileumspeech in zijn absentie en niet eens een afscheids
toespraak...
81 SAHM, secr. archief N a/d IJ, raadsnotulen 193]
37