II
Pi
J
Een andere zoon is Aris Molenaar. Hij koopt met zestig gulden eigen geld en een
forse hypotheek de net nog Capelse uitspanning “DE ROODE LEEUW” tegen 1870
voor ƒ2.700. De kastelein heeft het complex snel vrij.
In 1870 wordt Bodegraven door brand verwoest. Ramptoerisme met de ‘Jan Ple-
ziers’ leverde Aris veel op. Ook drooggevallen gronden werden in deze uitspanning
geveild. Binnen een jaar na de aankoop dient ir. Comelis Lely van Rijkswaterstaat
zich aan. Hij is een medewerker van ir. J A. Beyerinck en is belast met het toezicht
op de uitvoering van de droogmaking van de Plassen beoosten Rotterdam. Zo lang
het werk duurt huurt hij de deftige kamer in de uitspanning. In die kamer is een bed
stede met een geheim keldertje. Uit die bron worden de polderjongens op het eind van
elke zaterdagmiddag uitbetaald. Als aan het eind van de avond de polderwerkers zijn
verdwenen, blijkt er heel wat geld in “DE ROODE LEEUW” te zijn gebleven.82
Aris’ zoon Bertus en kleinzoon Cor drijven vanuit “DE ROODE LEEUW” ook
een forse veehandel8’.
Als voorzitter van de polder Esse, Gansdorp en
Blaardorp prijkt de naam van deze Maarten op
de eerste stenen van het gemaal (1925) aan de
Groenedijk. Hij is ook hoofdingeland van het
Hoogheemraadschap van Schieland.
Volgens knecht Jan Piet Opschoor is het in
deze jaren gebruikelijk om bij aankomst van een
wagen hooi een ‘pinkepreutje’ brandewijn te
nuttigen uit een glaasje zonder voet en dus snel.
Bij zijn overlijden in 1938 zal de secretaris
van de Zuid-Hollandsche Bond van Veehandela
ren in het bondsblad onder andere Molenaars
verdiensten ter verbetering van de Rotterdamse
veemarkt memoreren. “Eerlijk in zaken, een
groot koopman, die in Noord-Holland en
Friesland als overal gaarne gezien werd, aldus
dit blad.
38
Maarten Molenaar(1861-1938) en
echtgenote Trijntje v.d. Dool (1869-1951)
ghg:;
-•
27<;.
i
82 P. Molenaar in Rozenbrucht-nieuws, Capelle aan den Ussel 1981; P. Breedijk, De polders van
Capelle aan den Ussel, Capelle aan den Ussel 1997, p. 28
83 Veedrijvers in Capelle, in: Jaarboek 1988 van de Hist. Vereniging Capelle a/d Ussel, p. 50-53