Goudsche Courant, 7 februari 1872 74 Aanmoediging alzo van het schoolgaan, zal in de toekomst tot de zekerste middelen beho ren, om het lot der arbeidende klasse te verbeteren; doch ook verbetering van het onder wijs zal daartoe moeten dienstig zijn. Vooral zal ‘t nodig zijn het praktisch onderwijs voor de ambachtsman te verbeteren. De burgerdag- en avondscholen, naar aanleiding van de Wet op ‘t Middelbaar Onderwijs opgericht, slagen daarom, naar ‘t oordeel der commis sie, op vele plaatsen niet, omdat het onderwijs te theoretisch is. Op de Burgeravondschool alhier heeft men in de laatste tijd een gewenste uitbreiding aan het onderwijs gegeven. Nadat een driejarige cursus met vrucht, blijkens een examen, is afgelopen, wordt het on derwijs vooral in het tekenen meer ingericht naar de verschillende ambachten en maakt de algemene ontwikkeling enigszins plaats voor de opleiding tot een bepaald vak. Het ware te wensen dat aan deze soort van scholen ook praktisch onderricht in enige ambachten werd gegeven, opdat de jeugdige ambachtsman niet, geheel overgelaten aan andere knechts, die ‘t werk veelal slechts machinaal verstaan, eindigt met ook zijn verstand zon der invloed bij zijn arbeid te laten. (wordt vervolgd)” Een tweede middel tot herstel meent de commissie dat gelegen is in een doelmatige classi ficatie der werklieden; enigszins in de geest zoals die bij de gilden bestond, waar de ran gen van leerling en gezel, om van de meester te zwijgen, scherp van elkander waren afge scheiden. Wel wordt bij de meeste lonen enig onderscheid gemaakt tussen meer of mindere bekwaamheid, doch dat onderscheid is geheel willekeurig; het hangt grotendeels van de ondernemer af, of hij dat onderscheid wil maken; en ook of hij ‘t kan maken zonder zich zelf te benadelen. Zo worden de ambachtslieden tamelijk gelijk beloond; een timmmerman verdient 12 ct per uur, een metselaar evenzo; dit is bij overeenkomst aldus bepaald en de bekwaamheid van de werkman komt daarbij niet in berekening. Dit dient voorzeker niet om de ervaren werkman aan te moedigen, eerder om hem wrevelig te maken, te verslappen in zijn ijver. Het zou dus wenselijk zijn, dat overeengekomen werd om b.v. drie klassen van werklie den aan te nemen, nl. 1zeer bekwame werklieden. 2. bekwame werklieden. 3. minder bekwame werklieden. “Verslag over de toestand der arbeidende klasse alhier (vervolg).

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2000 | | pagina 36