Vijf jaar verbanning voor het stelen van een
vaarboom in Gouda
door J.D. Lafeber
78
1 SHM, Oud Rechterlijk Archief Gouda Informatieboek Baljuw - inventarisnr. 161, acte 11 maart
1801
Eén van mijn voorouders, Jan de Moor, was nachtwaker (ook wel klapperman
genoemd) te Gouda.
Op 18 januari 1801' liep hij zijn gebruikelijke ronde door de binnenstad van
Gouda. Het zal een een uur of half twee in de nacht geweest zijn, toen hij, lopend
over de Raam in de richting van de Vlamingstraat, een man in het licht van een
lantaarn zag staan met een stok over zijn schouder. Jan de Moor vertrouwde het niet
en liep naar de man toe, die prompt de benen nam en verdween in het duister in de
richting van de Vest.
Jan haalde zijn schouders op en vervolgde zijn nachtelijke ronde. Maar in de
buurt van de Lange Willemsteeg hoorde hij opnieuw het geluid van klompen op de
Raam. Voor het huis van Thijs van de Burg zag hij iemand met een stok onder een
schuit steken, die daar in het water van de Raam lag. Voorzichtig kwam hij
dichterbij. Hij zag dat de man een lichtbruine jas aanhad, klompen met sokken erin
droeg en een driekante hoed op had, die van voren neerhing. De man was lang en
schraal van postuur en hij had een bochel op zijn neus.
Jan vroeg de man wat hij daar wel deed midden in de nacht. “Ik ben aan het
verhuizen”, antwoordde de man. En toen Jan vroeg: “Wat stop je daar onder die
schuit?”, zei de man: “die mensen slapen en nu kan ik het niet bij hen bezorgen.”
“Ja, maar je kan zoiets ‘s nachts maar niet doen”, vervolgde Jan. “Daar stoor
ik mij in het geheel niet aan”, was het weerwoord. “Ja, maar ik stoor mij er wél
aan”, zei Jan. “Ik ben een man die onder ede sta en ik kan dit zo maar niet
accepteren. Geef mij in ieder geval die stok maar.” De man bleef achter bij de schuit
staan en was niet van zins om zijn stok af te geven. Jan had wel door dat er iets met
in de haak was.
De man leek zeer verschrikt, beefde en kwam slecht uit zijn woorden. Het leek
wel of hij zich op heterdaad betrapt wist. Tijd om hulp te halen, dacht Jan. Zo
gedacht, zo gedaan. Jan spoedde zich naar Jacob Scholten, één van de Goudse
dienders. Hij vertelde hem wat hem was overkomen en beide mannen gingen terug
naar de Raam. Maar ja, de stok lag er nog wel, maar de vogel was gevlogen. Ze
zochten de hele omgeving af, zowel op de Raam als op de Vest en bij de
pottenbakkerijen. Van de man geen enkel spoor.