...Op dat ‘s kloosters goederen tot geen overmaatigen rijkdom zouden aangroey- en...,\ oorkondde de magistraat van Gouda al in 1451 dat eigendom, vruchtgebruik, erfenissen en het toegestane bezit van het klooster Emmaus in Stein overeenkomstig de bestaande wetgeving geregeld moesten worden8. Om een inkomen te garanderen bood de wetgeving de kloosters echter nog veel speelruimte. Zo werd ook met de an dere Goudse kloosters overeengekomen, dat schenkingen en giften voor memories niet werden belast. De stichting van een memorie ging vaak gepaard met een schen king van een rente of een geldbedrag dat door het klooster geïnvesteerd kon worden in land of in ander onroerend goed. Daarvoor in ruil werd een memorie-mis voor de ziel van de schenker gelezen of gezongen, soms dagelijks, maar veelal jaarlijks, een anniversarium. Het was de kloosters dus wel toegestaan om hun fondsen ongelimi teerd te beleggen in land en huizen. Op de beleggingen in huizen zal later nog wor den teruggekomen Pas in de zestiende eeuw, nadat Karel V aan het bewind gekomen was, werden de kloosters effectiever onder druk gezet en in toenemende mate verplicht deel te ne men in de beden9. Ook de steden benadrukten iedere keer weer, dat de kloosters geen uitzondering mochten vormen in de bijdrage aan de beden. Toen Gouda rond 25 mei 1558 toestemming van de Staten van Holland kreeg om de belasting op wijn en bier te verhogen om daarvan renten te betalen, werden de kloosters hiervan ook niet vrij gesteld: inhoudende onder andere dat die conventen, capittelen ende ander geestelicheyt mitsgaders deeden (deelnemen) zoewel buyten als binnen der steden den voirs. impost mede betaelen zouden ”10 Toen in de loop van de vijftiende eeuw het aantal nieuwe kloosterstichtingen een ongekende omvang bereikte, werden er steeds meer wettelijke bepalingen op het gebied van het kloosterbezit getroffen om het toenemende goederenbezit af te rem men. Een maximum inkomen van het klooster werd ingesteld, het erfrecht van de re ligieuzen werd nader omschreven, in zoverre dat hun vermogen na hun dood geheel of gedeeltelijk weer aan de verwanten zou vervallen. 10 SAHM, Oud Archief. In het vervolg aangeduid als SAHM OA. Hier SAHM OA-144. Bijlagen bij de stadsrekeningen, nr. 17A, gedateerd 15 mei 1558. Al veel eerder komen klachten voor dat de, in dit geval Goudse, kloosters zijn vrijgesteld van dergelijke belastingen. In 1514 klagen de bewoners 44 9 J.C. Overvoorde, Archieven van de kloosters (Leiden 1917) in het vervolg aangeduid als GAL-KL. Hier GAL-KL 905 f4. Zelfs werden bijdragen gevraagd voor het voeren van oorlog Item gegeven den Km', anno ”(15)” 37 tot subsidie des oirloge, tot vijf dusent op die gheestlicheit geconsenteert, voir ons portie 41 R.gld” aldus de rentmeester van het klooster Mariënpoel. Ook de Goudse kloos ters hebben hieraan bijgedragen. De door hen betaalde bedragen zijn echter niet bekend. 8 Voor de bepalingen en een afschrift van deze overeenkomst, zie I. Walvis, Beschryving H, 130-134

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2000 | | pagina 6