120 Zij voert het toneelstuk verder op en vraagt hem mee naar haar huis te gaan en ook haar huis te doorzoeken. Hij doet dat, maar ook dat is tevergeefs: het geld wordt niet gevonden. Aagje wordt daardoor steeds brutaler en bekt hem nog harder af dan daarvoor. Ja, en dat kan Jan Dirkse Captein, de Bergambachtse boer, niet op zich laten zitten. Hij dreigt naar de stedehouder te gaan. Uiteindelijk gaat hij naar Jan de diender2 en doet daar zijn verhaal. Want hij voelt wel dat hij niet zonder vier gouden dukaten thuis in Bergambacht kan komen; wat moet hij dan tegen zijn vrouw zeggen: dat hij het geld is kwijtgeraakt in het “hoerenhuys” van Hille Diependijk in de Vissteeg in Gouda? En dan loopt het toch nog heel slecht af voor Aagje. Ze wordt door de Goudse dienders opgepakt en gevangen gezet in de Tiendewegspoort. Al snel geeft ze aan waar ze de dukaten verstopt heeft en op aanwijzingen van haar moeder worden de dukaten in haar huis gevonden. Na verhoord te zijn op 26 en 30 juli, 2 augustus en 9 augustus 1756 legt ze een volledige bekentenis af. Ze is al een keer eerder veroordeeld geweest vanwege haar slechte gedrag in het huis van ene Jannetje Puthaak. Nu beschuldigen de schout en baljuw Pieter Hoogcrwerff haar niet alleen van diefstal, maar ook van meerdere malen overspel. Haar twee kinderen zijn verwekt door twee getrouwde mannen, te weten Hendrikje door Jan van Steyn en Philippus door Cornelis Versluis.3 Haar man - ene Claas Brouwer' - was toen deze kinderen geboren werden nog in leven. Hij is vertrokken naar Indic en zou daar omstreeks 1751/1752 overleden zijn. Aagje moest vervolgens de kost verdienen voor haarzelf en deze kinderen (de kinderen uit haar huwelijk met Claas Brouwer zijn jong overleden). Zij doet dat als pijpmaakstcr, maar dit levert kennelijk onvoldoende op om zichzelf en haar kinderen te onderhouden. Met Jan de diender is bedoeld Jan de Kruyk, één van de dienders van de schout in Gouda. Zijn naam wordt genoemd in het infonnatieboek van de baljuw (zie: bronnen). 3Op 1 mei 1743 wordt in de St.Janskcrk te Gouda gedoopt Hendrikje, dochter van Jan van Steyn en Aagje Brecdvcld en op 21 mei 1751 Philippus, zoon van Japik Versluys en Aagje Breedveld. Aangenomen mag worden dat met Cornelis Versluis en Japik Versluys dezelfde persoon bedoeld is - SAHM - DTB-boeken Gouda. Dochter Hendrikje was dus dertien jaar ten tijde van de beschreven gebeurtenissen en geen ruim 12 jaar, zoals vernield in het Crimineel Vonnisboek. ’Claas Adriensze Brouwer en Aagje Hendriks Breedveld zijn op 29 december 1737 in ondertrouw gegaan en op 12 januari 1738 getrouwd in de St. Janskcrk te Gouda. Beiden waren geboortig van Gouda en woonden aldaar in het Olieslagerssteegje. Uit dit huwelijk werden twee kinderen geboren Marrighje (gedoopt 16 juli 1738) en Hendrik (gedoopt 15 mei 1740), die beiden jong zijn overleden.

Kranten Streekarchief Midden-Holland

Schatkamer | 2000 | | pagina 38