4
De opkomst van de Nederlandse boekhandel in Indië
Tot 1848 oefende de Nederlandse regering een streng censuur uit op de vanuit Ne
derland naar de kolonie geëxporteerde boeken.3 Alles stond onder toezicht van het
gouvernement, dat de taak had ‘om op de van buiten af in te voeren catalogi van
boeken dermate te letten, dat die, indien zij ergelijke schrifturen bevatten, door
beulshanden zouden verbrand worden. De enige drukkerij in Nederlands-Indië
was destijds de Landsdrukkerij te Batavia.4 Er werd voor particulieren maar in zeer
beperkte mate gedrukt. Het Tijdschrift voor Nederlandsch-Indië bijvoorbeeld
mocht anno 1838 alleen gedrukt worden onder voorwaarde 'dat de bespreking van
gouvernements- en persoonlijke aangelegenheden achterwege zou blijven. Deze
censuur weerhield de Nederlandse boekhandelaren er aanvankelijk van om zich in
de archipel te vestigen. In 1846 bestond aldaar slechts één Nederlandse boekhan
del: de firma Lange Co te Batavia.
Twee gebeurtenissen brachten hier verandering in. Op 22 mei 1848 werd
een beroemde vergadering gehouden, waarbij Bataafse ingezetenen bij de Neder
landse regering aandrongen op vrijheid van drukpers.5 Dit viel samen met een an
der voorval. In 1845 werd een prijsvraag voor Nederlandse boekhandelaren uitge
schreven over de vraag in hoeverre de Nederlandse boekhandel in verval was.
Koenraad Fuhri, een Haags uitgever annex boekverkoper, antwoordde door te wij
zen op het nog onontgonnen handelsgebied van Indië. Hij stelde zelfs een plan op
om de boekhandel in de kolonie te propageren. ‘Er zoude op Batavia een corres-
pondentie-kantoor kunnen opgerigt worden, bestuurd door twee personen. Die
correspondenten zouden Nederlanders moeten zijn van goede geboorte, vooreerste
ongehuwd, van goede gezondheid, braaf gedrag en den Boekhandel kundig. 'b
Dit leidde ertoe dat de eerste Nederlandse boekhandelaren minder huiverig
werden voor de censuur in Nederlands-Indië. In april 1848 zond Fuhri bij wijze
van proefneming zijn broer Eduard naar Batavia om aldaar een boekhandel op te
zetten.7 Eduard zond een brief aan de Nederlandse uitgevers, waarin hij schreef dat
ook zij zich zouden moeten inzetten voor deze vuurdoop. Daartoe moesten de uit
gevers hem twaalf romans van bekende en zes romans van minder bekende auteurs
toezenden, zes juridische en vier godgeleerde werken, en vijftig schoolboeken en
twaalf vlugschriften. Daarbij moesten zij een ruimere korting verlenen dan ge
woonlijk en onverkochte werken werden binnen twee jaar teruggestuurd. Er waren
echter nauwelijks uitgevers daartoe bereid.
3 Kruseman (1886), p. 762
4 Gedenkboek (1948), p. 49
5 Kruseman (1886), p. 764
6 K. Fuhri: Adres aan de boekverkopers in Nederland. Amsterdam, 1846. p. 119
7 Kruseman (1886), p. 764-767.