Klachten over een dronken dominee
44
In 1736 krijgt de commissie, die eerst alleen kon “horen”, mandaat tot han
delen. Gouda is nog in geen wegen of velden te bekennen. Naar hun mening is de
onbeholpen werkwijze van de Grote Vergadering een belemmering voor “de Weg
van de Vereeniging”. In 1737 heerst de status quo. Er is wel weer te Leiden gecon
fereerd, maar toch over een concept-overeenkomst. Gouda wilde daarin opnemen
dat beide partijen afzien van hun eisen aan elkaar. Jan van der Werken mocht niet
door het leven gaan als iemand die voor de Broederschap geen respect zou hebben.
In die laatste eis wil de Broederschap niet meegaan. Het zou weldra duidelijk wor
den dat een andere reden dan waar het in het conflict-Romeijn om ging hiervan de
oorzaak was. De geruchten over het weinig “omzichtig gedrag" van Van der
Werken hadden allang de kop opgestoken. Voor hem ontbrak reeds elke goodwill
in de Sociëteit.
De zaak zelf bloedde letterlijk dood. Cornelis Romeijn, om wie de ruzies
waren begonnen, was inmiddels overleden. Bij het afsluiten van dit machts-
conflict tussen het centrale gezag van de Remonstrantse Broederschap en de ker
kenraad van Gouda, die op haar autonomie stond, vraagt Beijerman in 1738 om
een commissie waarin men de zaak kan uitpraten. De beide predikanten krijgen het
gederfde inkcmen alsnog uitbetaald.17 Van der Werken blijft beschadigd achter.
Nog geen jaai later zou er bij de Grote Vergadering een brief van de predikanten
Van Goch, Svderman en Van Ede binnenkomen, waarin zij een onderzoek vragen
naar geruchten over de levensstijl van een der remonstrantse predikanten. Iedereen
weet dat het weer over Jan van der Werken gaat.
Jan van der Werken trouwde in 1728 met Alida Holthenus. Zij was een dochter uit
het geslacht Van Holthen dat de Remonstrantse Broederschap van haar oorsprong
in 1621 met predikanten had gediend. Zij was evenals Jan bemiddeld, hetgeen
blijkt uit de siukken ten tijde van hun huwelijkssluiting opgesteld. Daarin beloof
den echtelieden dat bij overlijden van een van beiden een onmiddellijke uitkering
van ƒ6.000 arn de ander zou toevallen. Het bedrag werd enige tijd later op ƒ4.000
bijgesteld.18 In Gouda werden in het gezin van Jan en Alida vijf kinderen ge
boren.19 In 1734 Margareta Geertruid als eerste. Zij, de later zo gevierde maar nu
geheel vergeten schrijfster, zou als enige overleven. Twee jongens, beiden Jacobus
geheten, en tv/ee meisjes, beiden Maria Elisabeth, stierven.
17 RAU, Archief Rem.Broederschap 82, nr.4 (1738)
18 GAR, Oud No arieel Archief nr. 2067, p.654 en nr. 2394, pp. 273, 544
19 SAHM, Doopt oeken remonstrantse gemeente: Margaretha Geertruis 29.9.1734; Jacobus 1.3.1739;
Maria Elisabeth 7,2.1741; Jacobus Adrianus 20.3.1743 en Maria Elisabeth 14.2.1746